1186 hij het geheel te goeder trouw, dan nog zou de krijgstucht niet gebaat maar geschaad worden. Het voorloopig arrest wordt door het kader opgelegd als machts vertoon; misbruik van gezag om te laten zien„ik kan je wel niet straffen, maar tot voorloopig arrest opleggen heb ik de macht." Het gebruik van dit recht voorkomt geen kwaad, maakt 't kwaad gewoonlijk tot erger. Nog nimmer zag ik voorloopig arrest in het kwartier opgelegd of hij onderzoek bleek, dat het beter achterwege gelaten ware.. Daarom had ik het zoo gaarne ten opzichte van de krijgstuch- telijke vergrijpen zien verdwijnen. Wel zou dit in den beginne in de soldatenwereld bevreemding wekken! Er wordt zoo ruim gebruik (lees „misbruik") van ge maakt. De mindere, die „insubordinatie met z'n oogen" pleegde, zal verbaasd staan dat het voorloopig arrest hem niet wordt aan gezegd; zijn verbazing zal ten top stijgen, als hij niet in de politiekamer wordt gezet omdat „hij bovendien nog wat wou zeggen". Maar als hij werkelijk tegen de. krijgstucht gezondigd heeft, zal de strafoplegger hem den volgenden dag wel van die „verbazing" genezen. En nu het voorloopig arrest, te ondergaan als de krijgstuchte- lijke straf van verzwaard of van streng arrest? Als verzwaard arrest is het gelijk te stellen met dat in het kwartier. Als streng arrest, dus voorloopig afgezonderd, opge sloten, zal het zijn toepassing vinden als een militair gevaarlijk is of wordt voor zichzelf of zijn omgeving als hij de rust zoodanig verstoort, dat rusten, voor wie dat noodig is, belet wordt; als hij openlijk weigert aan een dienstbevel te voldoen. Aan iederen hoogere in rang worde dit recht verleend. Aan het kader is door eenvoudige voorbeelden de bedoeling der 3; gevallen duidelijk te maken. Is misbruik maken van macht dan al niet belet (wat onmogelijk is!), het is zooveel doenlijk beperkt. Of de schuldige „in het belang van het onderzoek" in voor loopig arrest zal blijven, worde ter beoordeeling overgelaten aan den tot straffen bevoegden meerdere, die van de zaak kennisneemt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 566