1191 onnoodige voorwerpen, meen ik te mogen betwijfelen; tabak en sigaren zullen wel „verboden waar" blijven. Verlichting en verwarming van arrestlokalen in een kazerne zullen altijd bij die van de „centrale gevangenis" ten achter staan. Handenarbeid zou de afzonderingsstraf (men bedenke dat ze voor zeer korten tijd wordt opgelegd) te veel verlichten; boeiende lectuur misschien naar de straf doen verlangen. De gestrafte zal, helaas, altijd zijn dag kunnen doorbrengen in ledigheid en vadsigheid, zittende met de handen in den schoot of liggende op zijn kribBleef het daar maar bij. Ik ben bang, dat ze meer en erger zullen doen. De dokter zei„Onthouding van geestrijke dranken en matige voeding voorkomen congesties!" En ik houd me aan den dokter. Het zal den lezer nu duidelijk zijn waarom ik de verminde ring van kost niet als „bijkomende straf" wenschte, maar als „geëischt" bij het ondergaan van elke streng-arrest-straf (eenzame opsluiting). Die vermindering van kost behoeft niet te zijn „te water en brood", maar een hoeveelheid kost, minder dan de gewone ('s win ters zoo noodig warm verstrekt), op zeer eenvoudige wijze bereid; geen overdaad, maar voldoende tot onderhoud van het lichaam. Dat het „stelsel" waarnaar „militaire gedetineerden" (krijgs- tuchtelijk gestraften) worden behandeld de „groote (en humane!) beginselen omtrent het gevangeniswezen" moge deelachtig wor den, wie zal dat voor zijn gestraften medemensch niet van harte verlangen Humaan zijn de beginselen, neergelegd in de „Wet op de Krijgs tucht" humaan zij alles wat uit die wet voortkomt(Kr. 73). Art. 74. „Deze wet treedt in werking te gelijk met het wetboek van „militair strafrecht." Art. 144 M. Sr. „Het in werking treden van dit wetboek wordt nader bij de wet geregeld." AmbonAugustus 1903. L. M. Leijh.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 571