1207
Komt de patrouille op het bevolen punt aan, dan voleindigt
de cdt. zijne verkenning, daarbij in de eerste plaats de punten
der opdracht afhandelende (bv. uitkiezen van een stelling en
den opmarschweg; melden hetgeen van den vijand te zien is,
de afstanden tot bepaalde puuten in de stelling, de inmid
dels ingewonnen berichten der cavalerie; rapporteeren omtrent
uitzicht en schootsveld enz.). Op zeer eenvoudige wijze wordt
als onder I een schets gemaakt en met toelichtend bericht
(model gebruiken) met een der verkenners verzonden naar
den art. cdt.
Is de opdracht op het aangewezen punt niet, of niet geheel
uit te voeren, dan wordt daarvan bericht gezondenin het laat
ste geval bij de reeds gedeeltelijk gerapporteerde verkenning,
in het eerste geval na de uitvoering der verkenning van af een
ander punt, ten einde den art. cdt. steeds op de hoogte te hou
den van de plaatsen, waar zijne patrouilles zich bevinden.
De opdracht moet duidelijk aangeven wat na geëindigde ver
kenning te doen is. Het eenvoudigste zal zijn te bepalen voor-
loopig op de aangegeven punten te blijven waarnemen. Omstan
digheden, bv. zeer belangrijke verkenningsresultaten of het ver
voorwaarts gaan der eigen troepen, kunnen echter de patr. cdtn.
er toe brengen hiervan af te wijken en, na achterlating zoonoo-
dig van één verkenner, zelf hunne bevindingen aan den art. cdt.
te gaan melden.
Naar gelang der binnengekomen meldingen, welke evenals
onder I door den art. cdt. ook ter kennis van den Alg. Be-
velh. worden gebracht, neemt de eerstgenoemde zijne beslui
ten. (Zie I).
Ook hier heeft bij voortzetting der verkenning deze strooks-
gewijze plaats.
Van beide methodes wordt gezegd, dat ze practisch bruikbaar
zijn gebleken bij de vredesoefeningen.
Oppervlakkig te oordeelen schijnt de methode II de beste. Sme-
kal zegt: „elke manier is goed, mits er maar met voortvarend
heid gebruik van wordt gemaakt."
Als voordeelen der methode II kunnen we aanhalen:
1. De art. cdt. heeft de verkenning zelf in de hand.