1246 willen hebben, we gaven allerlei waaronder zeer onwelluiden de bijnamen aan officieren en leeraren die ons tot militair moes ten vormen en ons wetenschappelijk ontwikkelen, we waren vaak bijzonder gebeten op de onderofficieren van politie, die niet eens met bijnamen, maar met scheldnamen werden vereerd. Maartoen we voorgoed afscheid moesten nemen van dat groote, tochtige gebouw, toen hebben velen onzer nog eens een lan gen blik in die richting geworpen, en die kolossale steenklomp be gon er anders uit te zien in onze oogenwe herinnerden ons toen al heel veel gezellige oogenblikken, de „taaie" vervaagden reeds. En wat onze opvoeders betreft, na eenigen tijd bleef er niets over dan waardeering voor hun ernstig strevende bijnamen, vooral als ze weinig goeds bedoelden, we vergaten ze. Met den troependienst kennis gemaakt hebbende, herdachten we met een soort bewondering die veel gesmade onderofficieren van politie, en we brachten een eeresaluut aan zulk een plichtsbe trachting. Ja generaal, zoo is het, zoo is de mensch. De rede werd hartelijk toegejuicht en bezegeld door fanfares van vier trompetters van de cavalerie, die heel veel werk van hun baantje maakten, zoodat velen den ironischen roep van „har der" niet konden terughouden. Ook aan een fanfare komt een eind, waarop de generaal van der Wyck nogmaals een oogenblik de aandacht vroeg om de volgende telegrammen aan de reünis ten voor te lezeneen telegram van eerbiedige hulde aan onze Vorstin en Haar Gemaal, een telegram aan den Gouverneur der K. M. A.een telegram aan Z. E. den Commandant van het Leger, die door de inspectiereis verhinderd was aanwezig te zijn. Met groote geestdrift hechtten de aanwezigen hunne goedkeuring aan een en ander. Niet minder was dit het geval toen de ge neraal van der Wijck voorstelde Z.E. den Gouverneur-Generaal van N. I., den oud-cadet W. Rooseboom, telefonisch de hulde der reünisten over te brengen Eene zeer gewaardeerde attentie bewees ons de gepension- neerde kapitein ter zee Jhr. van der Willigen Schmidt auf Al- tenstadt, die, zelf verhinderd zijnde te komen, door het zenden van zijn naamkaartje van zijne belangstelling deed blijken. De gezondheid van dien oud-cadet werd gaarne gedronken Het werd al wat rumoeriger. Aan een der tafeltjes werd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 626