1250 plaar van dat lied lag, waaronder zonder waarschuwing of streep ook het ons dierbare „Bonsoir mes amis" stond geboekstaafd. Naar afwisseling strevende, was 't het „Comité" met groote moeite gelukt den reünist Smith er toe te krijgen een liedeke uit den liederschat der cadetten voor te dragen. Smith besteeg ook den stoel met „vier pooten" en verzocht eerst en vooraf, voor alle zekerheid, dat de dames zich zouden verwijderen. Onder hartelijke bijvalsbetuigingen zong hij een ballade, die in Gelderland speelt en de lotgevallen behandelt van een heer, die met zijn vrouw, zijn dienstmaagd en een vat Bourgognewijn leefde. Het ijs was nu gebroken en verschillende zangers beproefden hunne talenteneen was bijzonder hardnekkig, de man verviel in herhalingenherhaaldelijk met nadruk geapplaudisseerd wei gerde hij het podium (nu een tafel op vier pooten) te verlaten „j'y suis et j'y reste" scheen zijn leuze, maar daar wisten ze raad mede de reünisten: de zanger werd eenvoudig, nog met de welluidendste klanken op de lippen, opgetild en op den grond gezet. Een ander nam zijn plaats in, vooruit maar weer. Een oogenblik stilte, de stafmuziek zet een vroolijken marsch in en fluks is er een cancan gevormd, die zich in een reusachtige witte lijn met hoog beenengeschop door de zaal en de galerijen slingert. De stemming begint haar culminatiepunt te naderen het leek heusch een beetje op de amusementzaal in Breda des Zaterdagavonds. Daar trad het „Comité" voor en wist boven het rumoer uit zijn voorstel in te dienente defileeren voor het portret van H. M. de Koningin. Hiertoe heeft het niet mogen komenhet was bijna kwart over tweeën geworden, zoodat de generaal van der Wyck met een kort, hartelijk woord afscheid nam, gevolgd door velen der aanwezigen. Hier en daar dansten nog eenigen een rondedans, de jongeren bleven nog lang naplakken. De reünie der oud-cadetten op 24 November 1903 is een goed geslaagd feest geweest, vol hartelijke, ongekunstelde vroolijkheid, waartoe de oud-cadetten van hooger rang door hun aangenaam, joviaal optreden veel hebben bijgedragen. Ik heb tijdens de feestvreugde een oogenblik van droefheid gehad, omdat ik een visie kreeg van de velen, die zouden man-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 630