- 1257
deeling zou kunnen doen omtrent den stand van het overleg met den Gouver
neur-Generaal. Sommigen waren van meening, dat van één groot plan
geen sprake kan zijn, maar van verschillende plannen van verbetering, die
ieder op zich zelf zullen moeten worden uitgevoerd.
Het voorgestelde voorschot heeft naar hot gevoelen van vele leden het
karakter van een sluitpost. Hot strekt tot dekking van zekere bepaalde
uitgaven. Uit de vermelding van die uitgaven op de raming der middelen
in Nederland voor 1904 (stuk n°. 25), die met de Middelenwet in het Staats
blad zal worden geplaatst, viel, naar men meende, af te leiden, dat zooveel
zal worden uitgekeerd als werkelijk op de in die raming genoemde posten
zal worden betaald, zoodat minder zal worden uitgekeerd, indien minder dan
hot geraamde bedrag wordt uitgegeven en meer, indien het uitgetrokken
bedrag door overschrijving wordt verhoogd. Of is de staat van uitgaven,
vermeld in stuk n°. 25, slechts als eene toelichting te beschouwen Gaarne
zou men hieromtrent worden ingelicht Ook indien niet het bedrag van
f 2 188 800, maar het werkelijk voor de aangewezen doeleinden uitgegeven
bedrag wordt uitgekeerd, zou de uitkeering, naar men meende, het karakter
van een sluitpost hebben, hetgeen anderen betwijfelden. Men merkte hierbij
op, dat de minister zelf het voorschot noemt onder de middelen die hij heeft
aangewend ten einde evenwicht te verkrijgen tusschen de op de ontwerpbe-
grooting voorkomende middelen en de gewone uitgaven. Nu is echter nooit
de bedoeling geweest het voorschot te doen strekken tot dekking van be-
grootingstekorten en men achtte het zeer bedenkelijk met betrekking tot
Nederlandsch-Indië denzelfden weg te gaan volgen, welke reeds ten aanzien
van de West-Indische koloniën gevolgd wordt Op die wijze zou lndië fei
telijk gaan beschikken over de Nederiandsche geldmiddelen.
Zeer vele leden hadden verder bezwaar tegen de aanwijzing der uitgaven,
tot dekking waarvan het voorgestelde voorschot zou moeten dienen.
Volgens de Nota van 21 Februari jl. zou de te verleenen hulp moeten
strekken voor „werken die of niet of eerst in een verwijderd verschiet
van hun goeden invloed op de Indische financiën zullen doen blijken
waaronder gezegd werden te vallen „werken die strekken om verderen
achteruitgang tegen te gaan en in de toekomst tot verbetering van den
oeconomischen toestand zullen bijdragen". Uit sommige verklaringen der
Memorie van Toelichting valt af te leiden, dat de Minister het in de No!a
ingenomen standpunt wenscht te handhaven. Intusschen meende men,
dat de meeste in stuk 25 vermelde uitgaven niet behooren tot die in de
Nota bedoeld en dat niet van een bepaald stelsel bij het doen der aanwijzing
blijkt. Vooral gold die, naar men meende, voor de tot een bedrag van niet
minder dan f 572 000 uitgetrokken uitgaven in het belang der verdediging
van lndië. Deze uitgaven kunnen toch zeker niet gezegd worden te zullen
strekken tot verbetering van den oeconomischen toestand of tot het tegen-
Dl. II, 1903. 82