1258 gaan van verderen achteruitgang. In de Memorie van Toelichting zegt de Minister, dat die verdediging evenzeer een belang is van Nederland als van Indië, maar als dit juist is, behooren deze uitgaven ten deele ten laste van Nederland te worden gebracht en gaat het niet aan Indië te verplichten tot geheele teruggave van een voorschot, tot dekking van uitgaven voor de defensie verstrekt. Zulke uitgaven door Indië te doen restitueeren ware te minder te rechtvaardigen, waar vroeger uit de In dische middelen acht millioen aan Nederland is verstrekt voor vestingbouw in Nederland. Ook had men met bevreemding gezien, dat onder de uit het voorschot te dekken posten is opgenomen de som van 400 000 voor maatregelen in het belang van de koffiecultuur op Java. De Minister deelt niet mede welke maatregelen hij in 1904 denkt te nemen. Maar in elk geval zal het uittrekken van deze 4 ton als deel van het voorschot vermoe delijk blijken niet veel te bcteekenen, waar tot dusverre slechts een gering gedeelte van de telkens op de begrooting voorkomende som werkelijk wordt uitgegeven. Voorts werd als algemeene grief tegen de op stuk 25 vermelde posten aangevoerd, dat hier uitsluitend of althans bijna uitsluitend spra ke is van uitgaven, die ook dan gedaan zouden worden, indien geen voorschot werd verleend, terwijl men meende, dat het voorschot juist moet strekken tot dekking van uitgaven, welke anders achterwege zouden blijven. Dat de toegedachte hulp verleend wordt in den vorm van een voorschot, stemt overeen met den inhoud van 's Ministers meergemelde Nota. Ver scheidene leden achtten dezen vorm echter niet gelukkig. Het verleenen van voorschotten zal tusschen de Nederlandsche en Indische financiën een band leggen, die verwarring zal stichten en aan eene behoorlijke scheiding tusschen de financiën van het moederland en Indië zal in den weg staan. In de Nota wordt gesproken van het teruggeven der voorschotten uit gelden verkregen door eene ten laste van Indië gesloten leening, maar of Indië in staat zal zijn de aan zulk eene leening verbonden lasten op zich te nemen is onzeker. Men vreesde, dat van de teruggave der voorschotten niets zal komen. Herinnerd werd, dat bij de behandeling van het wetsontwerp tot vaststelling van hoofdstuk X der Staatsbegrooting voor 1898 een amende ment van de Commissie van Kapporteurs werd aangenomen om in twee arti kelen betreffende het verleenen van geldelijken steun aan Curacao het woord „bijdrage" door „voorschot" te vervangen, maar dat van het teruggeven van dit voorschot tot dusverre geen sprake is geweest. Men meende, dat het de voorkeur verdient aan Indië niet een voorschot, maar eene bijdrage te verleenen, zonder aanwijzing van bepaalde uitgaven tot dekking waar van die bijdrage zal moeten strekken. Do bijdrage behoort, naar men meende, te dienen om Indië in staat te stellen krachtig te zorgen voor verbetering van de oeconomische toestanden, maar het is noch

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 638