1262 riet- en sehuurbranden (vgl. hot vermelde op bladz. 5 van het Koloniaal Verslag). Zelfs is, naar men meende, in straat Madoera zeeroof gepleegd. Deze leden achtten het noodzakelijk, dat overgegaan werd tot reorgani satie der politie. Zij betoogden dat de tegenwoordige politie- en wacht diensten welke huiten de hoofdplaatsen grootendeels worden verricht door onbetaalde heerendienstplichtigen - zooveel mogelijk vervuld behoo- ren te worden door een korps bezoldigde politieagenten, dan wel bereden marechaussees, die behoorlijk op de hoogte zijn van de bevoegdheden en verplichtingen aan hun ambt verbonden en staan onder bekwame chefs, die daarvoor eenige opleiding genoten hebben. De politie dient, naar de meening dezer leden, niet langer te be lmoren tot de zorg der verschillende gewestelijke besturen. Eenheid van gezag en leiding werd noodig geacht voor eene behoorlijke inrichting en het verdiende daarom overweging het politiewezen te brengen tot de za ken, ressorteerende onder het departement van justitie. Dus kon ook de boschpolitie, wier optreden herhaaldelijk tot ernstige klachten aanleiding gaf, een onderdeel van de organisatie uitmaken. Naar aanleiding hiervan werd herinnerd aan de reorganisatie der po litie, welke in 1897 plaats vond en waaromtrent beschouwingen voorko men in de gewisselde stukken omtrent de begrooting voor dat jaar. In de Memorie van Antwoord werd onder meer verklaard, dat de zorg voor de politie als een onderdeel van hunne taak aan de Europeesche en in- landsche bestuursorganen moet blijven toevertrouwd. „Uitdrukkelijk" zoo leest men daar verder „heeft de Gouverneur-Generaal als zijne over tuiging uitgesproken, dat eene reorganisatie van wijdere strekking, ten doel hebbende de opdracht van de zorg voor de politie aan afzonderlijk goed bezoldigd personeel en de indienststelling van eene bezoldigde dessa- politie, niet zou zijn ten uitvoer te leggen zonder gevaar van ernstige overschatting van de beschikbare financieele en personeele krachten.' Onderafdeeling 49. Sommige leden konden zich niet vereenigen met het voorstel tot inrichting van eene tamme stoeterij. Zij waren van oor deel, dat het de voorkeur verdient voort te gaan met het uitloven van premiën voor het fokken van paarden; op de begrooting voor 1902 zijn daarvoor reeds grootere sommen uitgetrokken en men behoorde naar de meening dezer leden thans af te wachten welke de resultaten daarvan zullen zijn. Wil men stoeterijen oprichten, dan zal ééne stoeterij voor geheel Java niet voldoende zijn, maar zullen in een volgend jaar voor stellen tot inrichting van stoeterijen op andere plaatsen gedaan worden. Zoo zullen groote sommen worden uitgegeven, maar daarmede zal, zooals ook uit de hier te lande opgedane ervaring blijkt, weinig verkregen wor den. Toorts werd gevraagd, of deze uitgave in elk geval niet thuis be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 642