1263 hoort in de Vilde afdeeling der uitgaven in Indië. Andere leden kon den zich met het voorstel vereenigen, omdat zij de oprichting der stoe terij in het belang van de cavalerie noodig achtten. Vilde Afdeeling. Door een der leden werd aangevoerd, dat het aantal bij het Indische leger dienende Europeanen in 1902 gedaald is beneden de normale for matie, terwijl het strijdvaardig gedeelte ook is verminderd. Bovendien geeft de werving ongunstige uitkomsten. Met het oog hierop werd door dit lid gevraagd, of niet buitengewone maatregelen tot aanvulling der troepen, liefst met Nederlanders, noodig zijn. Verbetering van de positie der militairen beneden den rang van officier, bepaaldelijk door toekenning van pensioen aan hunne weduwen en weezen, werd in verband hiermede aanbevolen. Voorts kwam het belangrijke tekort aan officieren van gezondheid ter sprake. Blijkens het Koloniaal Verslag (bladz. 113) heeft men in 1902 de verloven van deze officieren zooveel mogelijk ingekort; zonder resultaat getracht particuliere geneesheeren als officieren van gezondheid tot dienst neming te bewegen, en, toen het onmogelijk bleek door uitzending van Ne- derlandsche artsen als tijdelijke officieren van gezondheid spoedig genoeg in de behoefte te voorzien, eenige Duitsche en Oostenrijksche artsen tijdelijk aan den Indischen militairen dienst verbonden. Gevraagd werd waaraan de moeilijkheid om een volloend aantal officieren van gezondheid te verkrij gen te wijten is. Indien het noodig is verbetering in hunne positie te brengen om een voldoend aantal, liefst Nederlanders, te verkrijgen, dan meende men, dat daartoe behoort te worden overgegaan. De meening werd geuit, dat de verzorging van gewonden ten gevolge van het incompleet te wenschen overlaat. Eenige leden drongen aan op verbetering van de positie der subalterne of ficieren, wier bezoldiging geringer werd genoemd dan die van ambtenaren, wier maatschappelijke positie lager is. Dit lid achtte het billijk aan deze officieren periodieke verhoogingen van traktement toe te kennen naar ver houding tot het aantal dienstjaren. De onderluitenants zijn niet in de formatie opgenomen. In bijlage A van het Koloniaal Yerslag worden zij in de sterkte vermeld, maar op den toelich tenden staat komen zij niet voor. Gevraagd werd welke plannen men met deze onderluitenants heeft. Blijkens voormelde bijlage A zijn de maréchausees opgenomen in de tegenwoordige formatie. Is het niet wenschelijk hen ook op te nemen in de normale formatie? Door sommige leden werd aangedrongen op wettelijke regeling van de rechtspositie der officieren van het Indische leger.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 643