1266
voor naar Indiö vertrekkende officieren en dat er dientengevolge voel
meer officieren als geleiders worden aangewezen dan noodig is. Ten
einde dit te keer te gaan gaf men den Minister in overweging den post
van f 56 000, voor deze geleiders uitgetrokken, met de helft te ver
minderen.
Onderafdeeliny 129. Voor het nemen van eene proef tot vorming van
eene legerreserve is weder f 15 000 uitgetrokken. Intussehen hebben
zich volgens het vermelde op bladz. 114 van het Koloniaal Verslag voors
hands slechts 7 Europeanen en 2 inlanders voor den dienst bij deze reserve
verbonden. Gevraagd werd, of de Minister kan mededeelen waaraan de
geringe deelneming is toe te schrijven en of er voldoende reden bestaat
tot voortzetting der proef.
Voorts zouden eenige leden gaarne vernemen welk gevolg de regeling,
bij ordonnantie van 30 Augustus 1902 getroffen, ter zake van de vrij
willigerskorpsen in Indië heeft gehad. Ook vroeg men, of de Minister
voornemens is de schutterijen in Indiö af te schaffen of verandering te
brengen in de regeling dezer korpsen.
VlIIste Afdeelino.
Bij het Koninklijk besluit van 4 Juni 1897 Staatsblad No. 163) is be
paald, dat tot de zeemacht in Indië zullen beliooren 15 kleine oorlogs
vaartuigen, waarvan er steeds 10 in dienst zijn. Op dit oogenblik zijn er
14 flottielje vaartuigen, waarvan 10 in dienst. Sommige leden meenden,
dat het thans niet noodig is een zoo groot aantal vaartuigen, die naar
hun inzien weinig gevechtswaardo hebben, in Indië te hebben en dat het
aantal in 1897 enkel daarom op 15 is bepaald, omdat de toestand op
Noord-Sumatra daartoe aanleiding gaf. Eene niet onbelangrijke bezuini
ging ware naar het oordeel dezer leden te verkrijgen door vermindering
van het aantal dezer vaartuigen. Gaarne zou men hieromtrent het ge
voelen des Ministers vernemen.
Met verwijzing naar de gedachtenwisseling omtrent de loopende begroo
ting werd gevraagd hoe het staat met de voorgenomen oprichting van
een nieuw droogdok te Soerabaja.
Blijkens de noot op bladz. 133 van het Koloniaal Verslag is met de
Indische regeering eene gedachtenwisseling geopend over de oprichting
van een etablissement te Lawang, waar to Soerabaja ontscheepte beman
ningen van daar in reparatie liggende schepen kunnen worden onder dak
gebracht om in een koel klimaat eenige verpoozing te vinden. Men had
dit met genoegen vernomen en hoopte, dat deze gedachtenwisseling spoe
dig tot een goed resultaat zou leiden.
Ten vorigen jare verklaarde de Minister aan de Indische Begeering