709 deze grondstelling niet uitgaat. Zelfs de zoo kersversch van de kaderschool aangekomen korporaal moet er van doordrongen zijn, wat hij helaas nu niet is, dat hij als meerdere met zijn minderen moet kunnen omgaan; dat hij dezen aan zich moet kunnen binden; dat dit het belang van den dienst medebrengt; dat dit onafscheidelijk samenhangt met het wezen zijner superioriteit. En, om later tot onderofficier te kunnen worden bevorderd, zal dit, méér dan ken nis, de maatstaf van beoordeeling moeten zijn. Daar het paeda- gogisch onderwijs geven voor een groot deel in zich sluit de kunst om met menschen om te gaan en dezen te leiden, moet hij weten (het toepassen volgt later bij den troep), hoe leergierigheid te wek ken, hoe onoplettendheid te voorkomen, hoe luiheid te bestrij den, hoe onwil te buigen. Heeft hij eenmaal naar opvoedkundige beginselen het onderrichten geleerd, dan zal hem ook het hand haven van orde en gezag, zonder hulp of steun van eenig straf- oplegger, gemakkelijker vallen. Om aan de kaderscholen het denkvermogen der aspiranten op de hier aangegeven wijze te ontwikkelen, is het noodzakelijk het criterium van geschiktheid voor het daarbij geplaatste onderwijs personeel naar andere beginselen te beoordeelen dan thans. Geen betoog zal het behoeven, dat voortaan de „drilmeester" als ge heel onbruikbaar moet worden buitengesloten. Hij heeft afge daan, dit te gelijk met de afschaffing der lading in twaalf tempo's, en dus, reeds sedert geruimen tijd. Dat hij zich ook nu nog, nadat we de twintigste eeuw reeds zijn ingetreden, blijft hand haven, kan slechts getuigen van het halsstarrig en vastgeroest conservatisme, het leger eigen. Doch, ter zake. Geen drilmeester alzoo, maar, evenmin een schoolmeester, uit den tijd van spin huis en plak. Neen, om de vrucht, waaruit de meerdere kan ontkiemen, tot wasdom te brengen, hebben we niet anders noodig dan gewone menschen. Menschen met, natuurlijk, voldoende theoretische en practische bekwaamheid, en met lust en ijver voor het onderwijs geven bezield, maar verder in het bezit van een in alle opzichten degelijk karakter. Dit slechts alleen. Een zoodanig superieur wordt door zijn verstand geleid, door zijn ge voel bestuurd en door zijn wil beheerscht, en is zich als militair bewust, dat het belang van den dienst van hem vordert meer deren te kweeken, bij wie deze drie uitingen van het zieleleven

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 87