710 gelijkelijk, en dus op harmonische wijze tot ontwikkeling zijn- gebracht Is de aspirant-korporaal op de bovenaangegeven wijze aan de kaderschool onderlegd, dan moet in de compagnie (het eskadron, de batterij) de verdere vorming worden voltooid. De indeeling van den aspirant als commandant van een groep is daarvoor noodzakelijk, en, om niet in botsing te komen met de voorschrif ten, zal hem, door het toekennen van den titulairen graad, het volle gezag als korporaal moeten worden geschonken, welke toe kenning overigens tot niets behoeft te binden, en dus, bij latere gebleken ongeschiktheid, zonder meer kan worden te niet gedaan. De duur van den nu volgenden proeftijd zou slechts door een minimum en maximum mogen worden begrensd, verder geheel ter beoordeeling moeten staan van den luitenant-pelotonscom mandant, dien we, zooals hiervoor reeds werd opgemerkt, den eenig aangewezen persoon achten, om deze vorming op zich te nemen. Ons dunkt, dat dit oordeel van den pelotonscommandant zich moet kunnen bewegen tusschen de grens van minstens drie en hoogstens negen maanden, zoodat de gansche tijdruimte, voor het verkrijgen van den werkelijken korporaalsgraad benoodigd, zou schommelen tusschen ongeveer zes maanden en een vol jaar. Een bepaald examen moet na afloop van dezen cursus niet meer worden afgenomen. Men zal ons wel willen ontheffen van de verplichting, in bij zonderheden te vermelden, hoe deze gewijzigde opleiding, ook voor de andere graden, in administratieven zin verder te regelen zoude zijn. Waar een wil is, daar is ook een weg, en het punt, waar deze weg begint, meenen we te hebben aangewezen. Yan meer belang komt het ons voor, hier in het kort de richting aan te geven, waarin de opleiding tot meerdere hij den troep zich moet bewegen, en tevens de middelen te bespreken, die het volgen van die richting zoo gemakkelijk mogelijk kunnen maken. Dit zou dan tevens een leidraad kunnen zijn voor den tegenwoordigen troepenluitenant, die, we zeiden het reeds zoowel in dit tijdschrift als in andere, aan een voorbereiding, als hier bedoeld, nog geheel vreemd bleef. Natuurlijk dat wij thans niet in herhaling van reeds vroeger geschreven opstellen kunnen ver vallen en daarom moeten volstaan met hiernaar te verwijzen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 88