711
Het doel, waarnaar elk opvoeder te streven heeft, is, zichzelf
overbodig te maken, m.a.w. hij moet de zelfstandigheid van zijn
pupil dermate trachten op te voeren, dat deze zijn weg verder
alleen kan vervolgen, en de hindernissen, welke zich daarop
mochten voordoen, zelf kan overwinnen. Zelfstandigheid van ka
rakter aan te kweeken moet derhalve ook hier hij deze vor
ming van het kader op den voorgrond staan. Dit zal echter lang
niet bij allen op even gemakkelijke wijze kunnen geschieden,
en zelfs enkelen zullen blijken geven, voor een vorming van het
karakter in deze richting geheel ongeschikt te zijn. Daar dezul
ken als meerderen onmogelijk goed kunnen voldoen, moeten zij
als onbruikbaar worden verworpen de voornaamste voorwaarde,
om bij deze opleiding van kader de al dan niet geschiktheid zuiver
te beoordeelen, is hierin gelegen, dat de luitenant zoo spoedig
mogelijk zijn menschen leert kennen. Daarvoor is noodig het
opsporen hunner individualiteit 1) en een veelvuldige omgang
met hen te midden van het practische militaire leven. Geen dag
mag er dan ook om zoo te zeggen voorbij gaan, of de pelotonscom
mandant moet weten, wat er gisteren in het belang van orde en
gezag door de aspiranten werd verricht. Zij moeten hem dat
mededeelen, niet in zijn qualiteit van meerdere, maar in zijn
hoedanigheid van vertrouwde en beschermer. Telkens wanneer
fuselier A. moest worden beknord, fus B. moest worden gelast,
fus C. lof kon worden toegezwaaid, moet hij beoordeelen, of dit
beknorren, gelasten en loven op goede en logische gronden be
rustte, en zoo niet, dit den aspirant onder het oog brengen niet
alleen, maar hem ook wijzen, hoe, in verband met de eischen,
die de krijgstucht stelt, op andere en betere wijze het doel kon
zijn bereikt. Door een dergelijken dagelijkschen omgang zal
hij zijn aspiranten al heel spoedig leeren kennen, en zij zullen
van hem leeren, hoe orde en gezag het best te handhaven zijn.
't Spreekt vanzelf, dat deze vorming geheel afgescheiden moet
blijven van zijn eigen gezagsuitoefening als superieur, en er
dus verschil bestaat tusschen zijn optreden als leider en als
pelotonscommandant. Daarom mag de aspirant in geen geval,
■alvorens te beknorren, te gelasten of te loven, bij hem raad gaan
inwinnen. Behalve dat dit tot schromelijk nadeel van den dienst
1) Over individualiteit en het opsporen daarvan, zie I. M. T. 1901 no. 6 blz. 418 e.v.