715 -
<den bereikt, en dus de aan te nemen gedragslijn nimmer in zijn
geheel in de juiste richting kan vallen, moet men toch de ge
volgen van het totaal gemis aan tact onder de oogen zien,
om de noodzakelijkheid te beseffen van hetgeen we hier wen-
schen. De kazerne, vol van elkaar tegenstrijdige karakters, waar
van het eene beter dan het andere, maar geen enkel volkomen
zuiver het juiste wil en kan, is voor den meerdere, die te midden
daarvan toch dat juiste te vorderen heeft, als bezaaid met voet
angels en klemmen. In welk reglement of in welke verorde
ning men ook bladert, men heeft het oog slechts te laten vallen
op een willekeurige zinsnede, om zich de gevolgen te kunnen
-voorstellen, indien het in die zinsnede voorgeschrevene zonder
tact van de zijde der meerderen wordt geeischt. Blindelings-
weg kiezen we b.v. de den man opgelegde verplichting, steeds
stil te staan in het gelid. Zoowel physiologisch als psychologisch
is het te bewijzen, dat hier een onmogelijkheid wordt gevergd,
en de meerdere, die dit niet begrijpt of voelt, zal, vooral indien
het stilstaan wat lang duurt, met het voorschrift „in de hand,"
wel de gansche afdeeling van ongehoorzaamheid kunnen betich
ten, en daardoor mitsdien aanleiding geven tot onbillijke bestraf
fing, dit laatste met den verderfelijken nasleep van haat en wrok te
zijnen opzichte. Toch deed, van een andere zijde het geval be
schouwd, die meerdere zijn plicht: hij eischte hetgeen voorge
schreven stond, alleen, hij eischte het zonder tact. Had hij
het begaan der fout en het belang van den dient juist begre
pen, hij zou hebben moeten inzien, dat hij het aan zijn tact
verplicht was de fout te voorkomen't zij door iets van den eisch
te laten vallen, 't zij door bijtijds het stilstaan te onderbreken,
door op de plaats te laten rusten.
Het hier genomen voorbeeld zal velen wellicht wat gezocht
voorkomen, daar elk meerdere bij het beoordeelen van den
man, als deze in het gelid staat, wel iets door de vingers zal
weten te zien, en dus b. v. het knippen of verdraaien der
oogen niet als een verzaking van het voorschrift zal gaan be
schouwen. Hierover niet willende twisten, wenschen we liever
de aandacht te vestigen op het inoeielijke om de grens aan te
;geven, tot hoe ver het zich bewegen in het gelid dus eigen
lijk het niet opvolgen van het voorschrift mag gaan. Want