FLUITSIGNALEN EN WENKEN BIJ DE VECHTWIJZE TEGEN DEN ATJEHSCHEN VIJAND IN HET JAAR 1903. Het oorlogsterrein geeft de proef op de som. Men begint daar in practijk te brengen wat studie, opleiding en vredesoefeningen 'geleerd hebbenbehoudt ervan wat bruikbaar voorkomt en werpt een groot gedeelte overboord, ja zooveel, dat men ten slotte be merkt er een eigen tactiek op na te houden, waarin studie, oplei ding en vredesoefeningen o! zoo'n kleine rol spelen. Ik heb hier voornamelijk Indische toestanden op 't oog. Een voorschrift te geven omtrent de vechtwijze tegen eiken inlandschen vijand zou ondoenlijk zijn. Veelal komt men met de onderling zoo hemelsbreed in zeden en gewoonten verschillende stammen eerst gedurende den oorlog in aanraking. Wat om trent die stammen van te voren is bijeengegaard, heeft men meest al van hooren zeggen of is heel onvolledig. Doch stel nog, dat men daaromtrent voldoende goede gegevens had, dan zou de opleiding van den soldaat in al die vechtwijzen toch te veelomvattend worden; reeds nu komt men voor de geëischte oefeningen een paar dagen in de week te kort. De reglementen geven slechts in hoofdzaken een vechtwijze aan." En in hoeverre die te velde wordt toegepast en goed blijkt, laat ik aan de beoordeeling van den lezer over. Eerst in den oorlog tegen een bepaalden volksstam leert men tegen hem vechten. Fouten tegen enkele altijd en overal geldende grondregels uit gezonderd, is het dan ook veelal hoogst onbillijk bij het begin van een expeditie genomen maatregelen te veroordeelen. Later is het wat anders, men dient dan op de hoogte te zijn. Aldus tegenwoordig te Atjeh. Het zou hier geen pas geven handelingen van vorige bestuur ders van dat gewest de revue te doen passeeren, maar evenmin gaat het aan om te zeggen: „waarom werd vroeger niet op de-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 209