SNELVUUR VELD- EN BERGGESCHUT. (Vervolg van blz. 937 en slot.) In de eerste twee afleveringen bespreekt Artilleur de berg- artillerie en hare bewapening. Zijn artikel vormt een merkwaar dige tegenstelling met dat van den heer M. Waar de een de G.K. het projectiel bij uitnemendheid acht, verklaart Artilleur dit van onwaarde voor de bergartillerie en terwijl de heer M. bij de veldartillerie de beweegbaarheid gaarne aan de uitwerking op offert, stelt Artilleur juist bij de bergartillerie de beweegbaarheid voorop. Erkennende en aannemende, dat het thans gebruikte materieel een te groot gewicht, dus onvoldoende beweegbaarheid, aan on voldoende uitwerking paart, moeten deze factoren voor het nieuwe geschut op nieuw overwogen worden, wat helaas bij het proefge- schut niet geschied is. Stelt men dan, zooals Artilleur, den eisch, dat de bergartillerie even vlug de voorkomende terreinhindernis sen moet kunnen overwinnen als de colonne waarbij zij is inge deeld, dan zal daaraan alleen te voldoen zijn, indien al het artillerie- materieel verdeeld kan worden in tweemansvrachten, dus in las ten van hoogstens 40 a 50 K. G., want het moeilijkst verplaatst zich bij zulk een colonne de trein, bestaande uit doorgaans met tweeën dragende koelies. Ieder ander vervoermiddel is minder beweegbaar, hetzij men hiertoe paarden of iets anders neemt, en veroorzaakt dus van tijd tot tijd oponthoud. Nu is het een onbillijke eisch, die te veel gehoord wordt, dat de bergartillerie gelijke beweegbaarheid hebbe als de infanterie. Wanneer de in fanterie het noodig oordeelt den steun der artillerie te verlangen, dan moet ze ook de lasten van dit wapen voor lief nemen. Anders geve men de bergartillerie geweren in plaats van kanonnen, dan kan zij in moeilijk terrein zeker even snel marcheeren als de infanterie. Gelijke beweegbaarheid voor infanterie en artillerie onder alle omstandigheden acht ik onmogelijk. Dl. XI. 1908.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 389