OVER DE ZEDELIJKE VORMING VAN HET KADER.
(Vervolg van bis. 646 en slot.)
"Wij achten het hier minder gewenscht in een gedetailleerde
beschouwing te treden over de verdeeling der taak tusschen
kaderschool en compagnie. Zooals we reeds opmerkten, behoort
alles, wat de ontwikkeling van'het denkvermogen en de physieke
oefeningen betreft, voor rekening dier school te komen, en dus
zullen voorschriften, reglementen, en andere bijkomende vakken
als: rekenen, schrijven, enz. daar moeten worden onderwezen.
Echter, en hier wijzen we op een grief, die de tegenwoordige
inrichtingen voor kaderopleiding zich rechtstreeks hebben aan te
trekken, niet alleen moet den aspirant de inhoud van reglemen
ten enz. worden geleerd, maar hem moet ook worden onderricht,
hoe dien inhoud het best aan anderen te onderwijzen. Treurig, en
toch ook weer, ware de zaak voor het leger maar niet zoo ernstig,
om te lachen, is de houding en het optreden van de meeste onzer
onderofficieren en korporaals tegenover een klasse van mannen,
bijeengebracht, om iets van de op de kaderscholen verkregen
wijsheid deelachtig te worden. Een even rijke bron van verve
ling voor onderwijzer en leerling beide, zijn de militaire theore
tische oefeningen reeds tot de risee geworden van het groote
publiek, en vormen zij de onuitputtelijke stof voor al die Kasern-
hofblüthenwaarin, doorgaans met evenveel humor als scherpe
satire, onze manier van onderrichten gehekeld wordt. Het zal
noodig zijn, dat hieraan een einde komt. Wij dienen de hand in
eigen boezem te steken en volmondig te erkennen, dat het de
gebrekkige opleiding tot onderwijzer, of, zooals men in het leger
gaarne zegt, tot „instructeur" is, die alles op haar geweten heeft.
Zonder af te dalen in theoretische definities, zal het kader prac-
tisch moeten leeren toepassen, wat onder leervorm en leertoon
verstaan wordt, en vooral moeten weten, dat geen onderwijs
behoorlijke vruchten kan afwerpen, zoolang het den onderwijzer
Dl. II. 1903. 16