Met bijlagen.
Vervolg van biz. 570).
GROOT-ATJEB VAN 1 JANUARI TOT 20 APRIL 1896.
De Regeerings-commissaris maakte het doel zijner komst aan
de Groot-Atjehsche hoofden en bevolking bekend door versprei
ding eener proclamatie. (Zie bijlage Y.)
12 April gelastte Zijne Excellentie de ontruiming van de posten
Biloel en Lam Koenjit.
De verontrustingen van die beide posten, reeds vóór den afval
van Toekoe Oemar, het sedert dien afval insluiten van Lam Koe
njit, alsmede de tegenstand door onze troepen op den 10 April
bij het ontzetten der posten en de daaraan verbonden verken
ningen ondervonden, brachten volgens Zijne Excellentie helder
aan het licht, dat het doel, waarvoor zij indertijd waren opge
richt, te weten
le beveiliging der IX en YI moekims tegen invalllen van
kwaadwilligen uit de 4 Lam Krak-moekims,
2e de kwaadwilligen te beletten zich te nestelen in de langs
den ouden weg van Biloel naar Boekit Daroe gelegen kampongs,
zoomede in de kampongs Lam Tehen en Lam Koenjit,
onder de huidige omstandigheden alle reden van bestaan ver
loren had. De IX moekims toch waren bij de laatste actiën ons
gezag al even ongunstig gezind gebleken, als de met Toekoe
-Oemar afgevallen VI moekims.
Tot het bewuste doel rukte op 12 April eene troepenmacht uit,
■samengesteld, als hieronder is aangegeven.
Commandant: Kolonel J. W. Stemfoort.
Chef van den Staf: Luit.-Kolonel C. P. J. van Yliet.
Adjudanten: Kaph-Adj. J. C. Smits.
le Luit.-Adj. F. J. Kroesen.