85 van oordeel waren, dat het de voerkeur verdient met het verleenen van hulp te wachten tot het ook door de Regeering gewenschte plan is vast gesteld. En waar de uitgaven, die naar zijne bedoeling door voorschot zullen worden gedekt geheel passen binnen de grenzen door de Regeering daarvoor aangenomen, kan hij in de aanneming van hetgeen bij deze be grooting wordt voorgesteld geenszins een bedenkelijk antecedent zien. 6. De ondergeteekende sluit zich gaarne aan bij de dankbare hulde die in het Yoorloopig Yerslag wordt gebracht aan generaal van Heutsz, die, in zijn actief en beleidvol streven door Regeering en Volksvertegen woordiging naar vermogen gesteund, door de jongste gebeurtenissen zijne overtuiging bevestigd ziet, dat de Atjeh-oorlog slechts langs den sedert 1896 gevolgden weg kan worden beëindigd, alsmede aan het Indische leger dat door zijne toewijding zooveel heeft bijgedragen om het beoogde doel te bereiken. Maar bij deze hulde mag niet vergeten worden de groote geleerde dr. Snouck Hurgronje, wiens naam aan de jongste geschie denis der Atjeh-politiek zoo nauw is verbonden. Dat wij de Atjehers door goede behandeling aan ons moeten trachten te verbinden staat ook voor den ondergeteekende vast, maar hij kan niet toegeven dat men daarnaar eerst zou hebben te streven wanneer de tijd zal zijn gekomen om in Atjeh het civiel gezag zelfstandig te doen optreden. Die verplichting rust evenzeer op de met het civiel gezag bekleede militaire bestuurders en dat die verplichting niet uit het oog wordt verloren, wordt door meer dan één mededeeling in de Koloniale Verslagen bewezen. Dat de toestand in Atjeh door de onderwerping van den Pretendent- sultan en van Panglima Polèm althans ter Noord- en Oostkust aanstonds merkelijk zal verbeteren, acht de ondergeteekende alleszins waarschijnlijk, maar van een antwoord op de vraag, of er uitzicht bestaat dat onze troe pen in Atjeh spoedig op geringer sterkte gebracht zullen kunnen worden, meent hij zich voorshands te moeten onthouden. Het is eene niet geringe verdienste van den tegenwoordigen gouverneur, dat hij met eene troepen sterkte, die sommigen te gering achtten, de tegenwoordige uitkomsten heeft weten te verkrijgen. Maar men mag niet uit het oog verliezen, dat het voornamelijk de gevolgen dan de jongste gebeurtenissen zijn, die over de naaste toekomst zullen beslissen en dat om den toestand ter "Westkust volkomen meester te worden, ongetwijfeld nog krachtig zal moe ten worden ingegrepen. Naar aanleiding van de vraag, welke positie aan Panglima Polèm zal worden toegekend, zij de opmerking veroorloofd, dat zijne onderwerping nog slechts uit telegrapische berichten bekend is, en dat dus nog de gegevens ontbreken om zich over de positie, die aan Panglima Polèm zal kunnen worden toegekend, een oordeel te vormen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 101