109
■waarden voor de volstrekte hoogten der rechtstreeks gemeten pun
ten, enkele punten, waardoor de hoogtelijnen moeten loopen, afge
leid (dus bij kaarten op 120.000 125.000, 140.000, 150.000
enz. de punten die een volstrekte hoogte hebben van n X 1°, n X
12.5 n X 20, n X 25, enz. M.). In verband met den in het meetboek
geschetsten vorm van het terrein en de verder daarin aange
geven bijzonderheden worden nu de hoogtelijnen op de teeke
ning getrokken 1) en de teekening verder in potlood afgewerkt.
De aldus vervaardigde teekening wordt nu in den regel maan
delijks door den brigadechef op het terrein geïnspecteerd, die
daarbij van een groot aantal punten de ligging op het terrein
met die op de kaart vergelijkt, nagaat of de noodige details op
genomen en de vorm van het terrein juist weergegeven is, of
een voldoend aantal lijnen gemeten is, enz. Eerst nadat de pot-
loodteekening door den brigadechef goedgekeurd is, mag zij in
het net worden afgewerkt, waarbij als regel geldt, dat de hoogte
lijnen in bruin, de wateren en natte of moerassige gedeelten in
blauw, vérharde wegen en verder alles wat van steen is in rood,
en het overige in zwart wordt aangegeven (de kampoengs gear
ceerd bij de kaarten op groote, groen bij de kaarten op kleine
schaal). De lettering wordt evenwel niet op de teekening zelf,
maar op eene afzonderlijke calque aangegeven.
Deze veelhoeken worden bij het brigadebureau voor zooveel noo-
dig overgeteekend op de leggerbladen, die daarna, met de daarbij be-
hoorende lettercalque waarvan de namen door ambtenaren van
het Binnenlandsch bestuur gecontroleerd en door deskundige taal
kenners c.q. verbeterd zijn naar het Topographisch bureau ter
verveelvuldiging worden opgezonden.
Alvorens nu na te gaan wat er verder bij genoemd bureau
met de kaart gebeurt, zij er op gewezen, dat niet altijd de bo
vengeschetste werkwijze in haar geheel gevolgd wordt. Het
bepalen der noodige vaste punten wordt nl. nu en dan achter-
1) Hieruit blijkt derhalve, dat van de hoogtelijnen slechts betrekkelijk weinig pun
ten door directe meting worden bepaald, terwijl de eigenljjke lijn, door die vaste punten
getrokken, overigens geschetst wordt. Dit in bergterrein zuiver te doen is zeer moeilijk
en vereischt veel oefening en het kan dan ook geen verwondering baren, dat, als zulk
terrein bovendien met zwaar bosch bedekt is, het later bij het openkappen daarvan blijkt,
dat hier of daar een sleuf of neus niet of niet juist weergegeven is (verg. 26 blz. 88
Terreinleer).