121 -
Dajaks in de Boven-Doesoen vermengd hebben, bezitten als strij
der geen groote waarde. Dit heeft hunne houding tegenover
onze troepenmacht te Poeroek Tjahoe sedert onze vestiging
aldaar genoegzaam bewezen. Een daad van krijgshaftigheid of
waar moedbetoon, zooals dit bij Atjehers voorkomt in enkele
perioden van den Atjeh-oorlog, is nog nooit van hen gezien. Lis
tig, wreedaardig zijn zij wel, want hebben zij onder elkander
een veete, dan zullen zij zelden openlijk tegenover elkander
in het strijdperk treden.
Niet zelden gebeurt het dan ook, dat de een den ander in
zijn ladanghuisje doodschiet, om dan spoedig te verdwijnen.
Moordperkara's zijn in de Boven-Doesoen niet zeldzaam. Het is
echter der justitie zelden mogen gelukken den moordenaar te
vatten.
De Dajaks, de eigenlijke bewoners van de Boven-Doesoen,
waarvan de Moeroengs, Siangs enz. de voornaamste stammen
vormen, zijn wat grooter van gestalte dan de Maleiers, daarbij
gespierd en vlug, doch erg dom. De domheid straalt hun de
oogen uit. Zij hebben zeer veel ontzag voor hunne hoofden,
waarvan Baden Naoen, Temenggoeng Batang en Temenggoeng
Silam 1), de voornaamste zijn.
Bij het koppensnellen gaan de Dajaks zeer lafhartig te werk.
Zij wachten hun prooi in het bosch, dan wel aan den rivier
oever op en schieten haar op sluipmoordachtige wijze neer
in de laatste tijden middels geweer, vroeger middels blaasroer
om daarna met hun mandaw het hoofd af te houwen. Evenmin
als de Dajak-Maleiers kan men zeggen dat de Dajaks dapper zijn.
Bewapening en bijzondere strijdmiddelen. Se
dert tijden zijn de Boven-Doesoeners „op ruime schaal" in het
bezit van vuurwapenen van alle systemen, van af het dubbel
loops jachtgeweer tot aan het repeteergeweer met minimaal kali
ber. Hoewel van uit Koetei, Serawak, de Westerafdeeling van
Borneo en de Kapoeas, buiten controle, wapens en munitie kunnen
ingevoerd worden, is toch de Barito de gemakkelijkste weg,
waarlangs mond- en krijgsvoorraad kan opgevoerd worden.
De in- en opvoer van andere zijden gaat door de gesteldheid
1) Temenggoeng Batang is het hoofd van de Siangs en Moeroengs. Temenggoeng Silam
is zijn neef en vermoedelijke opvolger.
Dl. I. 1904. 9