131 patrouilleloopen op Atjeh, volgde ook hij met zijn manschappen- met éénen achter elkaar de verschillende boschpaden, zich steeds- gereed houdende voor een aanval van den vijand; tusschen de- manschappen de tandoes en de treinkoelies hier liefst met éénmansvrachten, want men wist gelukkig, dat het terrein zeer bergachtig was; trouwens hiervan kon men ook iets uit hetbi- vouak zien. Het terrein zijwaarts was zoogoed als ondoordringbaar en om vooruit te kunnen komen, bepaalde men de beveiliging tot een spits, die met een zeer kleine tusschenruimte vóór de hoofd colonne marcheerde of eigenlijk beter gezegd, de geheele colonne was één aaneengeschakelde keten. Och, waarom zou men dat hier óók niet doen. Naar veler meening blijft voor een militair elke volksstam,, die met ons oorlog voert, de algemeene benaming houden van inlandschen vijandof hij nu Atjeher, Baliër, Djambiër of Dajakis. Zoo gedacht, zoo gedaan en de colonne ging nogal optimis tisch gestemd den marsch in. Dit optimisme werd geboren uit de meening, waarin men toenmaals verkeerde, nl. dat bij het verschijnen van een militaire macht de politieke toestand een geheele ommekeer zou nemen, die ons Bestuur ten goede zou zijn. Gidsen waren nauwelijks te krijgen, een goede kaart van het terrein bestond niet, want nooit had een opnemer dit terrein betreden 1). De colonnecommandant tastte dus in den blinde. Met dit in den blinde tasten heb ik natuurlijk niet het stra tegische en politieke doel, waarvoor de colonne moest uitrukken, op het oog, wel de wijze (dus de tactische overwegingen) waarop de colonne tegen dezen vijand en in dit terrein optrad. Alles viel tegen. Afstanden van 2 a 3 uren gaans werden met dag- marschen afgemeten. Dit bleek later, toen men langzamerhand met het terrein meer bekend werd en door een sergeant-majoor opnemer het terrein werd opgemeten. De vijand viel nooit aan, ja, men zag in die donkere bosschen nooit één vijand. Telkens vielen er schoten, telkens vielen er gewonden, telkens sneuvelden er eenigen meest schoten door 1) Er bestond wel een kaart van den controleur Aernout, later bijgewerkt en zooveel mogelijk vervolledigd door den assistent-resident Hesselaar. De controleur Aernout kreeg vele gegevens van het tegenwoordige wd. districtshoofd Raden Djaja Kasoema.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 147