139
inzinking in zedelijk opzicht te bevorderen. Maar daarom is het
juist zooveel te meer verkeerd hem bij den eersten den besten
misstap dien hij begaat den rug toe te keeren. Tout savoir c'est
tout pardonner luidt het spreekwoord, en hij, die onbevooroordeeld
-en met de hand in eigen boezem deze spreuk tot waarheid kan
maken bij den omgang met zijne ondergeschikten, hij is inder
daad geschikt als militair opvoeder in het Indische leger te die
nen, en daarin de tucht zooals het behoort te handhaven.
En ook nog iets anders dan ons vertrouwen heeft de man
noodig, zal het dadelijk leeren opvolgen der bevelen zonder te
genspraak hem gemakkelijk vallen. Ook hier is het alweer op
geruimdheid. Dat deze gewichtige factor zoo gansch en al bij
de militaire opleiding verwaarloosd wordt, is een bewijs van de
schromelijke onkunde, of ook wel kortzichtigheid, die er nog altijd
in de militaire wereld heerscht waar het geldt den soldaat-mensch
zijne plichten te leeren vervullen. Niettegenstaande elk leger,
■door de jonge en gezonde mannelijke krachten waaruit het be
staat, er op aangelegd, om zoo te zeggen, er toe geschapen is,
om een geheel te vormen, waarin steeds opgewektheid en blij
moedigheid van geest die onafscheidelijke gezellinnen van jeugd
■en gezondheid den boventoon voeren, ziet men daarin toch
altijd de koude en de zonder hart uitgeoefende ernst den scepter
zwaaien. En wat is hiervan het gevolg Dat het woord „dienst"
de benaming wordt van het juk, waaronder alle vroolijkheid en
leven gebukt gaat. Dezelfde impulsieve kracht der jeugd, die den
jongen man tot het verrichten van daden kan brengen, hem
aanspoort tot moedsbetoon, zelfvertrouwen, en deugd, zij zoekt
een aangrijpingspunt in andere richting (want latent kan zij
niet blijven), en een onbeteugeld voortdrijven der hartstochten,
naast een halsstarrig verzet tegen de over hem gestelde machten,
is dan haar werk. Alsdan moet weder de „ijzeren" militaire
tucht er aan te pas komen, om het bij de opleiding verknoeide
en uit den band gesprongen jonge karakter tot rede te brengen,
om dat verzet te breken. Maar ook nu weer ten onrechte. De
ellendige en niet genoeg te brandmerken afkeer van opgeruimd
heid bij de opleiding, en later bij de gansche uitoefening van
den dienst, is nu de oorzaak er van. De stugge en stramme
■ernst, die niet opgewekt weet te bevelen, niet met zachtheid