140
tot opvolgen weet te dwingen, niet met voorkomendheid tegen
spraak weet te beletten, hij is het die ons in den weg staat het
gemoed van den man te bewegen, zoodat hij liefde gaat koeste
ren voor zijn plicht, waardoor het onmiddellijk uitvoeren van eeni-
gen last hem licht wordt.
Het komt ons bij de behandeling van dit deel der krijgstucht
werkelijk hoog noodig voor de militaire ernst, die dikwijls niets
anders is dan de uiting van norschheid en wrevel, nog wat nader
voor het voetlicht te halen. Yan de thans aan den recrutenonder-
wijzer gestelde eischen, is toch een der eerste, het bezit van de
geschiktheid tot „instructeur", wat bij de tegenwoordige opvatting
van recrutenopleiding eigenlijk hierop neerkomt, dat een zoodanig:
meerdere slechts in het bezit behoeft te zijn vaneen zware com
mandostem en een stuursch en barsch uiterlijk. Deze eigenschap
pen, zelfs niet eens zeer doelmatig om het cavaleriepaard goed af te
richten, acht men nog steeds geschikt, om den met rede begaafden
recruut voor zijn tegenwoordige zware taak te vormen. Inderdaad
weet men hier niet, waarover zich meer te verbazen, over het-
volslagen gemis aan kennis omtrent ziel- en opvoedkunde, waar
door men dom genoeg is te meenen, dat ook de mensch kan en mag
worden „afgericht", dan wel over het gebrek aan goed inzicht
omtrent de beteekenisvolle veranderingen, die de moderne oorlog
voering vooral in de laatste dertig jaren te weeg heeft gebracht, en
waardoor alles wat op Drill gelijkt onverbiddelijk naar het verle-
-den teruggedrongen moet worden.
En zoo komen we als vanzelf op de keuze der leerstof, die gedu
rende den eersten tijd met den recruut behandeld moet worden,
want ook deze is van grooten invloed op het goed leeren opvolgen
der bevelen zonder tegenspraak. Duidelijk zal het nu naar wij:
hopen zijn, dat het drilsysteem eene juiste methode, om dit deel
der tucht den man in te prenten, ten zeerste in den weg staat. Heb
ben we er ons dan ook al niet tegen verzet, om bij het onderricht
in orde bij wijze van afwisseling en lichaamsbeweging gedurende
de eerste maand eenige gesloten exercitiën te doen plaats hebben,,
ter wille van de opgeruimdheid bij onderwijzer en leerling beide,
eischen we thans, dat die oefeningen in deze periode der oplei
ding slechts zéér kort, en vooral, dat zij steeds vrij van de zucht
tot „temmen" worden gehouden. Die exercitiën, ook zij kun-