144 in verband met de wijze van het volbrengen van den last is ontzegd. Maar al te veel is het gewoonte geworden om elk bevel als onaantastbaar te verklaren, dit als steeds volmaakt en vol ledig te beschouwen, maar hij, die nauwlettend de gezagsuitoe fening van het kader bespiedt, merkt spoedig genoeg, hoe me nigmaal een order voor meer dan één uitlegging vatbaar is, en hoe dikwijls er voor den mindere aanleiding bestaat om, alvo rens te volbrengen, inlichtingen te verzoeken. Alleen bij de gesloten oefeningen, dus in het gelid, mag de strenge doorvoe ring van dit bestanddeel der tucht worden toegelaten, maar alsdan, dit verlieze men niet uit het oog, is er geen sprake van bevelen, maar van commandeeren. En tusschen beide ligt een groot onderscheid! Terwijl het eerste hoogst moeilijk is, is daarentegen het laatste zeer gemakkelijk. De omstandigheid, dat men met dit verschil geen rekening houdt, heeft ten gevolge, dat in het leger veel te veel wordt gelast, en de soldaat niet alleen in het gelid, maar bij de uitoefening van al zijne func- tiën wordt „gecommandeerd". In stede van een zelf hande lend wezen, wordt er van hem gemaakt een marionet, waaraan elk meerdere op zijn beurt rukt en trekt. De plicht om steeds onmiddellijk te gehoorzamen is daardoor voor den soldaat ondra gelijk zwaar en de oorzaak, dat zijn gemoed verbitterd, zijn in dividualiteit vernietigd wordt. Om den recruut juist te leeren opvolgen, is het noodig dat de onderwijzer in den vollen zin des woords opvoeder zij en als zoo danig kan optreden. Hier, waar de moreele krachten zoo geheel op den voorgrond treden, moet hij zich weten te verplaatsen in het zieleleven van den man, en hierop niet alleen met zijn verstand, maar ook met zijn hart invloed kunnen uitoefenen. Hoogstnood zakelijk is het er op te wijzen, dat onder de tegenwoordige om standigheden de geschiktheid voor recrutenopleider niet alleen meer mag worden gezocht in kennis en de gave 0111 deze kennis tot eigendom van den man te brengen, maar dat zij tevens moet worden beoordeeld naar de eigenschappen van hart en karakter. Zooals we reeds opmerkten, de geest die hem bezielt moet den man aansporen steeds en altijd, dus óók wanneer eigen leven daarbij in gevaar komt, onmiddellijk en zoo goed mogelijk op te volgen; maar deze geest wordt beheerscbt door verstand en hart

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 160