204
de steen even bloot komt, waarna deze met eene azijnzuur-
oplossing geëtst wordt. Heeft het etsvocht voldoende ingewerkt,
dan wordt de steen schoongemaakt en het gedeelte waarop de
lichtste tint valt met eene asphalt-oplossing afgedekt en het
overige opnieuw geëtst. Als ook hier het etsvocht voldoende
heeft ingewerkt wordt een strook afgedekt, daarna het over
blijvende weer geëtst en met een en ander voortgegaan, totdat
in de donkerste partijen de lijnen voldoende breed (en dus ook
diep) zijn.
Het asphalt wordt nu middels terpentijn en benzol van den
steen verwijderd en deze daarna als een gewone gravuresteen
behandeld. Het beeld kan nu ook op een anderen steen over
gedrukt en van dezen met de snelpers het gewenschte aantal
afdrukken gemaakt worden.
4e. De verveelvuldiging van teekeningen met uitvloeiende tinten.
a. De krijtdruk.
Geldt, zooals reeds vermeld werd, voor de vervaardiging van
topographische kaarten als regel, dat de vorm van het terrein
weergegeven wordt door hoogtelijnen, op kaarten op kleinere
schaal dan de topographische, dus kleiner dan 1200.000, ge
schiedt het weergeven dier vormen in den regel op andere
wijze. Zulke kaarten dienen toch in hoofdzaak tot het geven
van een goed overzicht van het terrein en hiertoe is het vol
doende als de hellingen aangegeven worden door zacht uitvloei
ende gewasschen tinten, die gemakkelijker en vlugger te ver
vaardigen zijn dan hoogtelijnen. Bovendien moet deze methode
wel toegepast worden als de betrekkelijke landstreek nog niet
topographisch opgenomen is, zoodat eene voorstelling door hoog
telijnen niet mogelijk is, terwijl eindelijk deze gewasschen tin
ten bij onze topographische kaarten op 180.000 1200.000 en
1200.000 te gelijk met de voorstelling door hoogtelijnen ge
bruikt worden, om wat men noemt meer relief aan de kaart
te geven, d.w.z. de terreinvormen beter te doen uitkomen.
Het op steen brengen dier zacht uitvloeiende tinten kan op
drieërlei wijzen geschieden, nl.
Ie door ze rechtstreeks in spiegelbeeld op steen te teekenen,