214 kan beoordeeld worden, nu niet bekend is over welke krachten hij te beschikken heeft, wat zijn taak is enz. Aangenomen echter dat het uitzenden van het detachement en de samenstelling daarvan op goede gronden berust, stel ik met voor dat in de werkelijkheid de opdracht voor dat detachement niet verder zou gaan dan bv. het vasthouden en eventueel herstel len van den spoorwegovergang over de Pasanggrahan. Die opdracht zou dan bv. kunnen luiden: te trachten het ver nielen van het voor den opmarsch van het eigen leger belangrijke kunstwerk (de spoorwegbrug) in de spoorbaan ter hoogte van het landhuis Pondok Petoeng te voorkomen, c.q. voor de herstelling daarvan de noodige maatregelen te treffen en verder dit punt vast te houden. Leidt hij de operatie niet zelf, dan kan de brigadecommandant, ten einde zooveel mogelijk zekerheid te hebben dat de detache mentscommandant steeds in zijn geest blijft handelen, een zijner stafofficieren aan dien commandant toevoegen. Ik spreek hier met opzet van het toevoegen van bedoelden stafofficier aan den deta- chementscommandant en niet aan het detachement, om te doen uit komen dat die officier niet wordt medegegeven ter wille van den stafdienst bij het detachement, zooals dat bijvoorbeeld organiek bij eene brigade, divisie, enz. plaats heeft, maar uitsluitend met het oog op de bijzondere taak van dien officier, waaruit dus vanzelf volgt dat de opdrachtgever daartoe een stafofficier uit zijn omgeving kiest. Immers van dezen is met meer reden te verwachten dat hij de bedoelingen en inzichten van den bri gadecommandant kent, dan van een willekeurig bataljonscom mandant, die als detachementscormnandant wordt aangewezen. Het behoeft wel geen nader betoog, dat van den stafoffi cier onder zulke omstandigheden zeer veel tact geëischt wordt om zijn invloed op de door den detachementscommandant te nemen besluiten zoodanig aan te wenden, dat steeds in den geest van de hoogere bevelvoering gehandeld worde en toch niets ontnomen aan de noodzakelijke zelfstandigheid en verant woordelijkheid van dien commandant. Wat nu Schrijvers opmerking betreft, dat „in de werkelijk heid de commandant der tot Tanah Abang vooruitgeschoven „brigade niet tot den volgenden dag zou gewacht hebben om het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 228