273 Overplaatsing van officieren van het leger bij de Garde. Sedert 1901 geschiedt de overplaatsing van officieren naar de ■Garde 1. ten einde vacatures aan te vullen, en 2. ter belooning van diensten in vredes- of oorlogstijd. Tot het aanvullen van vacatures komen slechts Podparutschi- ki en Parutschiki van alle wapens in aanmerking, na bij eene voorafgaande detacheering bij de Garde voldaan te hebben. Yoor overplaatsing ter belooning wegens bijzondere onderschei ding in vredestijd komen slechts subalterne officieren in aanmer king, die bepaalde betrekkingen in staven, militaire of techni sche inrichtingen bekleeden. (Dit heeft voornamelijk betrekking op de in de technische inrichtingen bij de Garde-artillerie gede tacheerde officieren). De aldus bevoorrechten blijven echter ge handhaafd in hunne bijzondere betrekkingen en gaan niet over bij de Garde-troepen. Om voor de onder 2 genoemde gunst in aanmerking te komen moeten de luitenants daarenboven gerangschikt zijn in een der twee hoogste klassen van militair wetenschappelijke ontwikke ling 1). Officieren gerangschikt in de 3e klasse kunnen slechts ter belooning van bijzondere oorlogsdaden bij de Garde overge plaatst worden. Naar aanleiding van de hiervoren besproken regeling, gegrond •op de wetenschappelijke ontwikkeling der officieren, kunnen reeds bij de Garde dienende luitenants, die, wegens hun weten schappelijke kennis en andere daarbij in aanmerking komende ■factoren, eigenlijk hooger in de ranglijst moesten staan, een nieu we officiersbenoeming uitlokken, waardoor zij de hun toeko mende plaats kunnen innemen. Evenzoo wordt de bevordering van andere luitenants, die naar de tegenwoordige strengere in deeling in klassen te hoog in de ranglijst staan, wanneer zij aan de beurt zijn voor bevordering, zoolang opgehouden, tot de goede volgorde verkregen is. Deze bepalingen van terugwerkende kracht gelden slechts voor bepaalde jaren. 1) Te dien opzichte worden alle officieren verdeeld in 3 klassen en, in verband met •de klasse die zij innemen, hun ouderdom in rang en de inrichting waaraan zij hun pleiding genoten, vergeleken met de reeds bij de Garde geplaatste officieren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 287