286 -
De wegens anciënniteit bevorderden waren 12 jaar Kapitan.
Deze diensttijd wisselde voor de buitengewoon bevorderden tus-
schen 8 en 4 jaar; de van de academie afkomstige officier was
slechts 3 jaren Kapitan geweest. De personen, die wegens „bij
zondere verdiensten" bevorderd werden, hadden 4 tot 10 jaar als
Kapitan gediend.
Bij de bevordering tot Polkownik en commandant van een zelf
standig troependeel, komen op 8 hoofdofficieren der legerinfan-
terie 1 der Garde en 2 van den generalen staf, c.q. niet in dien
staf opgenomen officieren, die den geheelen cursus der generale
staf academie met „goed gevolg" doorloopen hebben. Bij de ca
valerie wordt op 2 legerofficieren 1 der Garde en 1 van den ge
neralen staf, dan wel 1 officier, die de generale staf academie
met „goed gevolg" afgeloopen heeft, tot Polkownik bevordeid.
De leeftijdsgrens der Polkowniki is bij de infanterie bepaald
op 58 en bij de cavalerie op 56 jaar.
De hoofdofficieren der genie kunnen sedert 1901 ook belast
worden met het commando over veldinfanterie-regimenten; reeds
vóór dien tijd werd hun het bevel over regimenten vestingin-
fanterie toevertrouwd.
Omtrent de bevordering tot General-major en hoogere rangen
gelden sedert September 1900 de volgende bepalingen:
De bevordering geschiedt tweemaal per jaar, nl. op den jaardag
van den Czaar en met Pascheneen voordracht mag niet opge
maakt worden dan bij bestaande vacaturede bevordering heeft
plaats öf volgens anciënniteit, óf voor bijzondere verdiensten
(buitengewoon). Yoor de bevordering volgens anciënniteit moet
een tot Polnüj-general voorgedragen officier minstens 12 jaar als
General-leïtenant gediend hebben; om tot laatstgenoemden ïang
bevorderd te worden 8 jaar den rang van General-major bekleed
hebben. Polkowniki mogen eerst na 8 jarigen dienst als zooda
nig tot General-major voorgedragen worden.
Bij de buitengewone bevordering vermindert de voorgeschre
ven diensttijd in den rang van General-leïtenant, General-majoi
en Polkownik tot 2 jaar.
Polkowniki, niet belast met een commando in den troep, mogen
ter bevordering voorgedragen worden als hunne, bij den troep
dienende, in anciënniteit op hen volgende ranggenooten reeds