288 Onder de wisselvallige inkomsten kunnen gerekend worden: 1. bij aanstelling tot officier een bedrag van R. 300; 2 „entrée de campagne" (mobilisatiegelden) voor een gene raal R. 250, voor een hoofdofficier R. 150, voor subalterne officieren R. 100deze bedragen kunnen in sommige geval len verdubbeld worden; 3 toelagen te velde, onderscheiden in die, welke te goed worden gedaan op het oorlogstooneel zelve (polewije porzionnü), en die, welke worden toegekend op marsch derwaarts (pochodnüje porzionnü), berekend naar den volgenden maatstaf per dag veld- marsch- toelage. toelage. voor den bevelvoerenden generaal 20 10 voor de divisiecommandanten, 10 5 brigadecommandanten, 8 4 regimentscommandanten, 6 3 commandanten van zelfstan dige bataljons, 4 2 voor de commandanten van niet zelf standige bataljons en de jongere hoofdofficieren, 3 1.5 voor de compagniescommandanten en daarmede gelijk gestelden, 2 1 voor de overige subalterne officieren. 1.5 0.75 4. daggelden (ssutotschnüja dengi) bij marschen langer dan 3 dagen 5. vivresgelden (porzionnüja dengi), wanneer bijzondere kosten of inspanning verbonden zijn aan het uitvoeren van opdrachten (zoo ontvangt bv. een officier van den generalen staf bij opne mingen of verkenningen, behalve de R. 4 reiskosten, nog R. 2 daags als vivresgelden, terwijl bij de leiding van tactische oe feningen in het terrein de hoofdofficieren van den generalen staf R. 4 en de subalterne officieren van dien staf R. 3 wordt toegekend). 6. reiskosten (progonnüja dengi); 7. tafelgelden; deze zijn in 1899 belangrijk verhoogd; voor de ondervolgende betrekkingen bedragen zij in Roebel:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 302