312 ningen te leeren, waardoor zij reeds van jongsaf aan vertrouwd worden met de eerste oefeningen van elk recruut. Vooral aan onze Indische schooljeugd zal een beetje begrip van orde en tucht niet schaden. Ongetwijfeld komt het ten goede, zoowel aan de gewone landweeroefeningen als aan het bestaan van weerbaarheidskorpsen, waar die eerste oefeningen op lateren leeftijd zoo gaarne zouden worden overgeslagen. Over de oefeningen der weerbaarheidskorpsen nog een enkel woord. Hoewel eene groote mate van vrijheid een eisch is voor eene vrijwillige vereeniging, moet er, vooral in den aanvang, leiding en toezicht zijn, om de onafwijsbare eenheid in de algemeene be grippen omtrent oorlogvoering te verkrijgen 1); verder wordt dit het beste in de hand gewerkt door een beknopt handboekje, waar in op populaire en voor leeken volkomen bevattelijke wijze een korte uiteenzetting wordt gegeven van berreinleer, kaartenlezen, indeeling van het leger, hoofdgedachten uit den velddienst en de gevechtsleer, en voor de aanvoerders wat over bevelen en aan voering. Lezingen over militaire onderwerpen zullen weinig toe hoorders trekken. In de eerste plaats wonen de Europeanen nog al verspreid en in de binnenlanden op groote afstanden van elkaar en verder is de lust in het bijwonen van eene lezing over niet militaire onderwerpen al zoo gering, dat voordrachten over krijgskunde zeker niet zouden bezocht worden. Bezorg ze de wetenschap dus thuis, doch vooral niet als een droog reglement. Is eenmaal belangstelling gewekt, dan zijn voor de weetgierigen meerdere bronnen open. Wil nu eene vereeniging zelf voorschriften maken, dan heeft zij een algemeenen leidraad. Een leek zonder vooi bereiding onze reglementen te geven is onzin. Hij komt er niet toe ze te lezen en nog minder ze te begrijpen. Toch liefhebbert ieder graag wat over wijze van oorlogvoeren enz. Het komt mij voor, dat op die wijze meer gezonde denkbeelden zullen worden verspreid, ook omtrent de waarde en taak van de weerbaarheidskorpsen zelve, dan er nu gelden, al was 't alleen maar om te doen inzien, dat voor alle organen der landsverdediging, welken naam ze ook 1) Deze korpsen behooren dan ook in vredestijd, wat hunne militaire vorming betreft, door een inspecteur van het leger te worden voorgelicht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 326