315 het vinden van een bestaan hun dan zooveel moeilijker wordt en zij of naar Nederland zullen terugkeeren, of een zoodanigen on derstand moeten genieten, dat zij gedurende dien diensttijd bij de reserve ook zonder betrekking kunnen leven. Beschikken we over de toevallige bate, bij algeheele vrijheid, dan is de winst altijd nog grooter dan nu er niets is, en de kosten zijn gering, want bij algeheele vrijheid betaalt de Staat alleen de onkosten voor de eene enkele herhalingsoefening. Hetzelfde geldt ook voor de landweer. Daarbij zullen, evenals in Europa, tal van vrijstellingen onvermijdelijk zijn, doch zelfs met die vrijstellingen zal de landsverdediging met meer kracht kunnen gevoerd worden dan nu, en daartoe te geraken, was het doel van deze schets. Ten slotte enkele gegevens, ontleend aan de Jaarcijfers van de koloniën over 1901 Einde 1900 waren op Java en Madoera 32942 mannelijke inge zetenen (Europeanen en daarmede gelijkgestelden), waarvan 81.064 geboren hier of in Nederland verder waren er 17.729 Eur. ingeze tenen in beroepen of bedrijven. Hieronder zijn vreemdelingen en vrouwen, doch we overdrijven niet ais we rekenen op 15.000 mannen, die in de termen van weerplicht zouden vallen. Hier onder zijn 6.000 personen in Gouv. dienst, zoodat er 9.000 overblijven. Daar de meeste Europeanen zich bevinden op of nabij hoofdplaatsen en dus werkelijken dienst zouden moeten verrich- richten bij de landweer, geloof ik wel te mogen rekenen op 1200 ingelijfden bij de le groep en 2400 bij de tweede. Verder verlieten in de jaren 1897 t/m 1901 het leger met pas poort of gagement5385 Europeanen en Afrikanen en 6762 Amboi- neezen en inlanders, totaal 12.147 militairen of gemiddeld per jaar 2400. Trekken we hiervan af, zij die naar Nederland vertrokken of overleden, dan krijgt, bij een reservediensttijd van 3 jaar, het leger de beschikking over 6000 man. Hieronder zijn er weer die in onmisbare betrekkingen zijn geplaatst, doch een 5000 re servisten zullen toch wel overblijven: eene verhooging van onze weerkracht dus met 8000 man, ongerekend Europeesche of inland- sche weerbaarheidskorpsen, en als reserve daarachter de 3e groep landweer: 4000 man. Is dat te versmaden? En al zijn het nu niet allen strijders, op één lijn te stellen met de geregeld geoefende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 329