16
lijken kant van het vraagstuk de zwakke zijde. Wij voor ons
zijn van meening dat zoowel het een als het ander tot de
slechte uitkomsten leidt, maar dat het niet volgen van een op kennis
van zaken berustende methode van militair-zedelijke opvoeding verre
weg de voornaamste reden is, waarom de thans zoogenaamd
afgeëxerceerde recruut niet anders dan als een zeer middelmatig
geoefend soldaat kan worden beschouwd.
Wij zijn het derhalve geheel eens met den heer Fanoy, die
reeds in 1894 in dit tijdschrift betoogde, dat aan de moreele
opvoeding meer aandacht moet worden geschonken. De bladzijde
(1894 n°. 10), waar de schrijver het „waarom" van dezen eisch
ontwikkelde, zij ieder, die in het hierbedoelde onderwei p belang
stelt, ter lezing aanbevolen. Te bejammeren is het inderdaad,
dat weer een negental jaren moest verloopen, zonder dat, al
was het maar in eenig opzicht, aan de geuite wenschen werd
voldaan, en de heer Fanoy, evenals trouwens zooveel anderen
na hem, een roepende in de woestijn bleef. Dit zou aanleiding
moeten geven tot een verwijt aan het legerbestuur, dat doof
bleef voor het koor van klachten, waarin waarlijk 'sheeren
Fanoy's stem niet alleen weerklonk. Echter, daar voor elk
verschijnsel een oorzaak is aan te wijzen, zal men goed doen
ook hier, alvorens af te keuren, deze oorzaak op te sporen, daar
zij mogelijk licht kan schenken bij de beantwoording der vraag,
waarom aan den wensch van zoovelen, om de moreele vorming
bij de recrutenopleiding meer op den voorgrond te stellen, tot
op den huidigen dag niet werd voldaan. En, daartoe overgaan
de, bemerkt men al heel spoedig dat allen, de een met meer,
de ander met minder talent en klem, wèl de wenschelijkheid
betoogen van een meer zedelijke richting bij de recruten
opleiding, maar overigens in gebreke blijven te verklaren en
duidelijk te maken wat zij dan wel onder eene dergelijke vorming
verstaan, en hoe deze in de practijk dient te worden toegepast.
Daardoor ontbreekt de grondslag waarop de veranderingen, die
men ter wille van de gewijzigde methode van voiming zou willen
zien ingevoerd, moeten steunen; m.a.w. men geeft niet aan de
beginselenwaarnaar men wil opleidenen men wijst niet aan den
weg, waarlangs het doel kan worden bereikt.
Dat onder deze omstandigheden alle aandringen te vergeefs