346 -
en trachten dit nadeel te ontgaan door steeds een voorraad
gedroogde of gezouten visch mede te voeren, daarbij vergetende,
dat het dag in ^dag uit eten van gepanggangde gedroogde visch
evenzoo spoedig tegenstaat, terwijl door het medevoeren van
visch de trein ^aanmerkelijk vergroot wordt.
Bij eene colonne van H- 80 hoofden:
heeft de 3e divisie in den trein, bij gebruik van petroleum-
blikken, geen dragers;
de le divisie, met gedroogde visch voor 5 of 10 dagen, resp.
4 tot 8 dragers.
Bij lange tochten met een colonne van 150 hoofden
heeft de 3e divisie, bij gebruik van middelsoort kookketels,
noodig 9 dragers;
de le divisie, met medevoering van gedr. visch voor 5 of 10
dagen, resp. 5 a 6 en 12 dragers.
Bij een colonne van 250 hoofden worden die cijfers voor
le en 3e divisie resp. 9 en 11 en 12 dragers.
Bij marschen door een streek waar geen vee is te vinden, voer
ik levende sapi's mede (geen karbouwen) en moet men rekenen
op 1 geleider per 2 of 3 beesten.
Ten einde nu na te gaan of het surrogaat voor de vleesch-
voeding, de verpleging met gedroogde visch, aan de daaraan te
stellen eischen voldoet, is het van belang aan de hand van Dr.
L. Landois, professor in de physiologie aan de hoogeschool te
Greifswald de verschillende voedingswaarde van rundvleesch
en gedroogde visch na te gaan (Lehrbuch der Psysiologie des
Menschen S. 450).
Bij nevenstaande cijfers gegrond op bovenbedoelde gegevens
is gerekend op 2 rations gedroogde visch per dag, d.i. 0.7 K.G.
X 2—1.40 K.G., terwijl is aangenomen, dat bij de droging der
visch het water tot op 1I20 van het volume is teruggebracht.
Evenzoo is aangenomen, dat per dag 2 X een ration sapi- of
karbouwenvleesch wordt verstrekt, welk ration naar de grootte
van het beest op 0.30 a 0.33 K.G. kan worden gestelddit geeft
voor 2 rations per dag 0.60 a 0.66 K.G.