351
de éénmanskookpannetjes met hun zg. eigen menage te velde
zouden worden ingevoerd 1).
Men zegge niet, dat men niet altijd vleesch kan krijgen. Al
komt dat voor, dan blijft zulks toch, blijkens mijn ervaring, uit
zondering, althans verre van regel. Ook ik behelp mij dan met
gedroogde visch of dengdeng (zie blz. 12), doch al komt dat voor,
moet men daarom de éénmanskookpannetjes invoeren en als
regel, d.i. voor altijd, te velde een behoorlijke vleeschvoeding
uitsluiten, nog daargelaten alle andere nadeelen aan de éénmans
kookpannetjes verbonden?
Conclusie.
Daar ik niet vasthoud aan de middelsoort kookketels hoe
wel ze met het oog op de verpleging verre verkiezende boven
de éénmanskookpannetjes mijn oogen niet sluit voor hun
nadeelen (niet vlugge bereiding van het eten onder alle om
standigheden, zooals bij een troep sterker dan 160 hoofden en in
boschbivouaks met vochtig of natgeregend hout), zoo komt het
er op aan, een kookgereedschap samen te stellen dat, naast de
groote voordeelen van petroleumblikken (groote lichtheid, vlugge
bereiding van het eten en voldoende capaciteit voor een behoor
lijke vleeschvoeding), tevens de noodige stevigheid bezit, om
ook tegen langdurige tochten bestand te zijn.
1) Ben ik een tegenstander van de zg. eigen menage te velde, in het garnizoen acht
ik haar voor de marechaussee daarentegen een bepaalde noodzakelijkheid, omdat de bri
gades op zulke ongeregelde tjjden uitrukken en thuiskomen, dat van een gezamenlijke
menage zelfs geen quaestie kan zijn
Maar in het garnizoen koken de vrouwen en voor de ongehuwden de vrouwen der
kameraden hunner brigade, bij welke vrouwen zij in de menage zijn. En in de garni
zoenen is van alles te verkrijgen; daar beschikken deze vrouwen over voldoende kookge
reedschap en kunnen zij zich alles behoorlijk aanschaften en bereiden.
Maar ook op die eigen menages in de garnizoenen is behoorlijk toezicht van de brigade
commandanten en officieren noodig, en met het oog daarop gaf ik dan ook bij de 3e en
2e divisie in 1900 resp. 1901 uitvoerige voorschriften.
Ook in het garnizoen eischte ik vleeschvoeding, nl. 0.25 K.G. vleesch zonder of 0.30
E.G. vleesch met been, per man en per dag, terwijl de verschillende menages per briga
de op hetzelfde uur moesten eten in de kamer of de galerij der brigade, en zulks met
het oog op het toezicht.
Officieel brigadesgewijze gezamenlijk menage in het garnizoen voor de marechaussee in
te voeren, zou ten zeerste afkeuring verdienen, omdat met de dure contractsprijzen van
de Gouvernements- en kleine vivres de marechaussee'» ve6l duurder en veel minder goed
zouden eten.
Voor de garnizoenen is de bestaande toestand de beste, maar een behoorlijk toezicht te
vens een eisch.