20
zich inlijven, nietin den regel ten minste niet—uit zucht
om groote daden te verrichten, of uit liefde voor een van
te voren overwogen roeping, maar door den drang der om
standigheden daartoe gedwongen. De strijd om het bestaan is
hem te machtig geworden. Hij heeft, te midden van den sociaal-
economischen oorlog tusschen arbeid en kapitaal, zich niet sterk
gevoeld en gemeend het beste te moeten kiezen van wat er
voor hem overschoot: hij ging naar Harderwijk, verbruikende
het handgeld om aan reeds zoo lang gevoelde verlangens en
behoeften te voldoen. Maar, al heeft hij zich dus als zwakke
ling uit dien strijd teruggetrokken, met meer dan gewone in
spanning des geestes heeft hij steeds geluisterd naar de dema
gogen van allerlei slag, in zich opnemende de haat en de wrok tegen
een samenleving, die hem zoo weinig goeds beloofde en hem dwong
zijn land, met wat hem daarin lief was, te verlaten. Met
vage ideeën over zijn rechten en zeer scheeve voorstellingen
van zijn plichten als mensch en burger komt hij tot ons. Door
den invloed van volksvergadering en vakorganisatie is er in zijn
gemoed, naast wrevel jegens de machthebbenden, een zucht
naar individueele onafhankelijkheid binnengeslopen, die beide,
bewust, of onbewust, tot uiting komen zoodra hij meent iets te
zien, dat aanleiding kan geven tot verkorting van rechten of
beperking zijner zedelijke vrijheid. En, bij dit alles, toch niet
temin een kind van zijn volk en van zijn tijd. Van zijn volk,
dat de vrijheid van geweten en de onafhankelijkheid lief heeft
van zijn tijd, die de leerplicht reeds als wet beschouwt. En
het naturel van dat volk en de geest van dien tijd spiegelen
zich af in zijne individualiteit. Vandaar dat wij in onzen
recruut terug vinden zoowel de deugden die ons volk sieren als
de ondeugden die het belagen. Naast de zucht tot zelfstandig
handelen, steeds het stijfhoofdig vasthouden aan eigen inzichten
naast de degelijkheid van karakter die den moed schenkt tot het
bestrijden der hartstochten, een zwakheid die tot onmatigheid
voert; naast een sterken wil voor het goede, een lijdelijk verzet
naast gevoel voor het schoone, een platheid en alledaagschheid,
die het triviale, ja zelfs het gemeene nabijkomt.
Hoe staan wij officieren, met onze begrippen omtrent mili
taire ondergeschiktheid en ons streven om in de eerste plaats