392 2. De bewapening van het personeel. Het blijft altijd mogelijk, dat eene vijandelijke troepenafdeeling de batterij binnendringt, zoodat het vuur der stukken daartegen niet kan worden aangewend. De bediening moet zich dan zoo lang verweeren, totdat de batterij door eigen troepen wordt ontzet. Bovendien geeft het bezit van een wapen op marsch en in het kantonnement den man een zeker gevoel van veiligheid, terwijl het verkennings- en waarnemingspersoneel der bereden artillerie, dat ver buiten de batterij met 's vijands patrouilles in aanra king kan komen, uit den aard der zaak gewapend moet zijn. Wordt de noodzakelijkheid van eene bewapening van het per- neel algemeen erkend, de wijze, waarop men in de verschillende legers de oplossing van dit vraagstuk gezocht heeft, is volstrekt niet overal dezelfde. Twee beginselen moeten bij het zoeken eener oplossing voor zitten, nl. a. Het hoofd verdedigingswapen der artillerie is en blijft de vuurmond. Zoolang de aanvaller de monding der stukken niet voorbij is, wordt hij met een snelvuur van kartetsen ot van dergelijke projectielen bestreden. Zulk vuur heeft veel meer phy- sieke en moreele uitwerking dan dat uit evenveelgeweren of kara bijnen als er dan nog bedieningsmanschappen bij de stukken zijn, terwijl voorts het staken van het geschutvuur en het vaardig maken der geweren, c. q. karabijnen, een kostbaren tijd verloren doet gaan, afgezien van den ongunstigen indruk dien het plot seling zwijgen der artillerie op de andere troepen maken kan. b. Daar de bedieningsmanschappen reeds gedurende den marsch voortdurend in de weer zijn, zooals op slechte wegen, hellingen, enz., hetgeen vooral bij bergartillerie te verwachten is, moeten zij zoo weinig mogelijk belast en gehinderd worden door hunne uitrusting. Deze beginselen vooropstellende, kunnen wij ons niet veree nigen met de bewapening van het personeel der veldartillerie in Frankrijk, Engeland en Oostenrijk-Hongarije. In Frankrijk zijn de onbereden manschappen der bereden artil lerie bewapend met eene karabijn, den mousqueton M. 1892 en eene sabelbajonet. De karabijn, van een kaliber van 8 m.M.,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 406