401
Volgens eene studie in de Russische Invalide (Milit&r Wochen-
blatt No. 138 van 1903) bestaat het Koreaansche leger uitslui
tend uit infanterie, verdeeld in zes brigades.
De Gardebrigade te Seoel telt 5 bataljons van 5 compagnieën,
te zamen 2500 man; vijf provinciebrigades tellen ieder 3 ba
taljons van 5 compagnieën.
De totale sterkte van het leger is ongeveer 10.000 man.
Het wordt uitsluitend door werving verkregen; de soldij is
hoog, zoodat er geen gebrek aan manschappen is.
De bewapening bestaat uit Berdan-, Remington- en Gras-gewe
ren, ook enkele nieuwere stelsels als Murata en Mauser zijn ver
tegen wooidigd. In één bataljon zijn dikwijls geweren van de
meest verschillende stelsels vereenigd.
De Koreanen gaan doorvoor goede soldaten, zij schieten goed op
kleine afstanden, doch kunnen de vizieren niet lezen, Verder be
staat er nog de zg. Poshoe, een soort middeleeuwsche militie, in
geval van nood bijeen te roepen en bewapend met lontslotgeweren
voor zoover zij van vuurwapenen is voorzien.
Japan zal dit leger waarschijnlijk met Japansche officieren en-
cadreeren, ten spijt van eene overeenkomst door de Koreaansche
legeering den 9en December 1903 met den Russischen gezant Pav-
lof gesloten, waarbij bepaald werd dat in geval van nood het
Koreaansche leger geëncadreerd zou worden met Russische offi
cieren, twee of meer voor elk bataljon. Véél voordeel zal het Ko
reaansche leger dus Japan niet aanbrengen en zeker slechts
zoolang Japan meester in Korea is.
Ook schijnt Korea niet beschouwd te worden als „de derde
mogendheid", genoemd in de verklaring van 19 Maart 1902
door Frankrijk en Rusland gegeven naar aanleiding van de
Engelsch-Japansche overeenkomst van 30 Januari te voren.
De oorspronkelijke bezetting van Seoel door de Japanners had
dus waarschijnlijk alleen ten doel den noodigen druk op heb
Koreaansche hof uit te oefenen, evenals dit in 1894 geschiedde.
Im stede van echter, zooals toen gebeurde, naar Pingjang aan
de Taidong op te rukken, heeft Japan nu de moeilijke wegen
tusschen de beide plaatsen vermeden en, zoodra landing te Che
mulpo niet verder noodig was, Tschin-nam-pho aan de Pingjang-
Dl. I 1904.