431 beperken te bezigen tot het doen wentelen van het projectiel, dat daarvoor in een vetpleister werd gewikkeld. De vuursnel- heid verminderde echter door de moeilijke ladingwijze, zoodat het juistheidswapen niet geschikt werd geacht voor de bewa pening der linie-infanteriehet geweer schoot wel drie maal zoo snel. Behalve bewapening en uitrusting spraken in deze aangelegen heid langzamerhand ook andere overwegingen mede. De veel tal rijker geworden staande legers konden zich slechts aanvullen uit de heffe des volks, meest zelfs uit geboefte van allerlei landaard. Het is begrijpelijk, dat zulk uitschot weinig vertrouwen genoot, niet verder dan de strenge krijgstucht onder het onmiddellijk oog der hoogergeplaatsten reikte. Men was dus wel gedwongen, bij de noodzakelijkerwijze losser wordende banden, voor het ver spreide gevecht bijzonder betrouwbare troepen te gebruiken. Dezelfde redenen brachten er toe den eigenlijken, beslissenden stoot te doen toedienen door keurkorpsen, welke door dapperheid en kracht uitblonken en zich dichter bij den vijand waagden dan het gros der linie-infanterie, die met het toenemen der vuuruit- werking ook minder gemakkelijk voorwaarts te krijgen was. Gardetroepen en korpsen grenadiers 1) werden in het leven ge roepen om de beslissing in het gevecht aan te brengen. Zoo behield men dus niet alleen een indeeling in zware en lichte infanterie, in linietroepen en in karabiniers, jagers, enz., doch er kwam een nieuwe soort bij: gardetroepen en grenadiers, zoodat deze laatsten als zware, de linietroepen als middelsoort infanterie te beschouwen zijn. In Frankrijk werd in 1797 een model geweer van 17.5 m.M. kaliber ingevoerd, met bajonet, waarmede het geheele leger eenvormig werd bewapend. Dit geweer had een vuursteenslot, verschoot een projectiel van 28 G. met 11 G. kruit en woog 5 K.G.het werd een standaardtype voor geheel Europa. De piek, nog gebruikt bij gardetroepen, militie, enz., en als wapen voor hoofdofficieren en kapiteins, verdween nu voor goed. Had dit geweer ook al weinig trefkans men schatte dat 1 kogel op de 10.000 trof het bood het voordeel aan, dat het 1) Zooals de naam aanduidt, dienden dezen oorspronkelijk tot het werpen van(hand-) granaten; elke afdeeling had er toen eenige.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 445