440 - gemakkelijkst toe te passen. Zij werd aangebracht: le met draai- ïngsas evenwijdig aan de zielas, zooals de Snider (Nederland, Engeland, Frankrijk, Denemarken) of de Krnka (Rusland), 2e met draaiingsas loodrecht op de zielas, bv. Albini-Brandlin (Bel gië', Terssen (België), Berdan (Amerika, Spanje), Amsler (Zwit serland), Wanzl (Oostenrijk). Al deze sluitingen behielden den ouden haan, soms eenigszins gewijzigd. Nieuwe geweren werden aangemaakt met bloksluiting, te on derscheiden in val-, draai- en zwengelblokken. Tot de eerste soort behooren: de Mylones (Griekenland) en de Comblain (België, gar de civique), de laatste met zelfspannende haan. Draaiblokslui- tingen trof men aan met as loodrecht op de zielas de Remington (Spanje; onze cavalerie had Remington-karabijnen) of met as evenwijdig aan de zielas, zooals de Werndl (Oostenrijk). Zwen gelblokken werden toegepast bij de Peabody, Werder (Beieren), Martini (Engeland, Martini-Henry) en Guedes (Portugal). De zelf spannende haan kwam alleen bij de Martini voor. Hoewel de grendelsluiting het oudste denkbeeld op het gebied van kulassluiting belichaamt, werd zij in den aanvang zelden toegepast; doch later bleek zij de meeste levensvatbaarheid te bezitten en thans is zij vrijwel alleenheerscheres in de wapen techniek. De eerste grendels Dreyse (Pruisen), Carcano (Ita lië) hadden geen zelfspannende haan, doch alle andere grendels wel, zooals de Chassepot (Frankrijk) en Carlé (Rusland), vooral die welke na '70 ingevoerd werden. Het is van algemeene bekendheid, dat het Chassepot-geweer betere ballistische eigenschappen vertoonde dan het Dreyse-ge- weer, en hoe de verliezen der Duitschers in den oorlog '70—'71 reeds op grooten afstand intraden, terwijl hun geweer hen dwong tot naderbij komen, wilden zij eenige uitwerking van hun infan- terievuur verwachten. De verliescijfers spreken ook hier weer duidelijke taal: van de 116820 dooden en gewonden aan Duitsche zijde vielen 94 pCt. door geweer-, 5 pCt. door geschutvuur, ter wijl die getallen bij de Franschen bedroegen resp. 70 pCt. en 25 pCt. Na den Fransch-Duitschen oorlog zocht men het in Europa bij het aannemen van een nieuwe infanteriebewapening vooral in de ballistische eigenschappen, daarbij steunende op de uitkom sten in dien krijg verkregen. Groote dracht en een bestrijkend

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 454