448 zuinigheid" enz. spreken, er zijn nog te veel sociale nooden op Java te lenigen, dan dat wij het Gouvernement met zouden moeten toejuichen in zijn streven om iedere onnoodige uitgave voor de landsverdediging te vermijden. De door de verschillende schrijvers voorgestelde vuurmond tegen den inlandschen vijand zou een klein granaatkanonnetje zijn, een zg. „pompom", vervoerd op draagpaarden. De vraag is dus: Kan een sectie van 7 c.M.K. even mobiel gemaakt worden en heeft ze evenveel uitwerking tegen den m landschen vijand als een sectie „pompoms De door mij voorgestelde wijze van vervoer is de volgende: Er worden alleen paarden gebruikt van het tegenwoordig by de bergartillerie voorkomende type, dus paarden van mheemsche rassen (Sandelhout, Preanger, Padangsche bovenlanden enz.). Voor de munitie enz. blijft het vervoer zooals dit thans plaats V1 Voor het vervoer van het stuk worden ingedeeld 2 trekdraag- paarden en 12 dragers (militairen of dwangarbeiders 1)). Bij getrokken vervoer trekken de paarden beurtelings of beide vóór elkaar. Bij gedragen vervoer draagt het eene paard lamoen en ach terstuk (16.75 29.50 46.25 K.G.); het andere de raden (2 X 28 56 K.G-). De paktasschen, de pioniergereedschappen enz. zullen, even als thans, ook bij getrokken vervoer op de draagbokken beves tigd worden. De belasting van elk paard blijft echter nog aan merkelijk beneden die van een munitiedraagdier, terwijl de te dragen lasten vrij gunstig liggen. Daar de draagbok No. 1 me op paarden past zal een andere draagbok moeten worden samen gesteld, welke vrij wat lichter kan zijn. n Het kanon (108 K.G.) en het voorstuk der affuit (97 K.G.) wor den elk door 4 dragers 2 voor aflossing)gedragen. Dit sluit niet uit, dat, evenals thans, de sectie ook kan worden vervoerd door het kanon te laten dragen en de affuit te laten trekken. 1) Deze militairen moeten natuurlijk voor dit doel geworven worden en geen wille keurige inlandsche kanonniers zijn. Ook het gebruik van dwangarbeiders is met zoo be zwaarlijk als dit schijnt. Men oefent bv. 2 a 3 maal in de week m dragen en trekken en krjjgt daarvoor per sectie te beschikken over 1 mandoer en - wanfear ei overige dagen oefent men alleen getrokken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 462