31
men wel is waar veel kunnen bijdragen—ten minste veel meer
dan nu—om den recruut met de orde vertrouwd te maken, maar
om hem zonder dwang tot het betrachten daarvan te brengen,
beeft hij ook nog iets anders van noode, en welliefde voor de
orde. We betreden hier een geheel ander terrein, want dit is
geen zaak van het denk- maar van het gevoelvermogen, vooral,
zooals we dit reeds vroeger verklaarden, van die doorgaande
verandering van zielstoestand, die we als de gemoedsstemming
aanduidden. Om liefde voor de orde aan te kweeken moeten wij
derhalve met het gemoed van den man te rade gaan, omdat al
leen hieruit die liefde kan opbloeien.
Nu moeten we al dadelijk opmerken, dat de stemming, waarin
de meesten onzer recruten bij aankomst in het leger verkeeren,
allesbehalve geschikt is om met kans op spoedig succes ordelie
vendheid te leeren. Verreweg het grootste aantal, behoorende
tot den arbeiders en dagloonersstand, heeft de daarvoor onmis
bare opvoeding moeten ontberen, en velen zijn in de sfeer van
armoede en ellende, waarin zij zijn groot gebracht, in stede van
met de orde, met de wanorde vertrouwd geraakt. Door werke
lijke of vermeende grieven verbitterd, door den meedoogenloozen
strijd om het bestaan verhard, is het gemoed van den man inte
gendeel zeer bevattelijk geworden voor den geest van verzet
tegen alles wat moet dienen de orde te helpen handhaven. Onze
recruut is te dikwijls in aanraking gekomen met de scherpe
kanten, die de hoeksteenen der maatschappelijke ordeWet en
Rechtvertonnen, om al dadelijk, te gelijk met het aantrekken
der militaire uniform, ingenomenheid, laat staan liefde te kunnen
koesteren voor een staat van zaken, waarbij hem als mindere
veel plichten opgelegd, maar weinig voordeelen beloofd worden.
Daarom is het zooeven besproken onderwijs in het nut van orde
vooral het nut voor hemzelf zoo hoog noodig, omdat men hem
dan de niet zoo dadelijk zichtbare gevolgen der orde het best
leert opmerken en waardeeren.
Maar, zooals reeds gezegd werd, de kennis omtrent dat nut
Is niet voldoende. Hierbij zal zich hebben aan te sluiten de
veredeling van het gemoed, in dien zin, dat dit meer vatbaar
gemaakt worde voor indrukken. De harde korst door de ruwe
aanraking met de samenleving daar om gelegd, moet wegvallen