470
tempo, dat het eindresultaat was van zorgvuldige voorbereiding
en waarbij men de zekerheid heeft zijn paard niet te overnemen.
Daarom vooral is het rijden van een afstandsrit, waarbij de
deelnemers elkander ontmoeten, beslist nadeelig en zou het ook
o.i. verkieslijker zijn geweest het parcours zoodanig te kiezen,
dat zulks onmogelijk ware geworden. Ware bv. de heenmarsch
naar Semarang over Kedoeng Djati gekozen, de terugmarsch langs
den grooten weg, dan zou, met behoud van Salatiga als begin-
en eindpunt, dit doel zijn bereikt.
Het hoefbeslag heeft zich bij alle deelnemende paarden uitste
kend getoond; van de beide gestation neer de smeden te Ba wen en
te Tjandi werd niet de minste hulp gevraagd. Het meermalen
geopperde bezwaar, dat de hoornschoen der Australische paarden
van zoo slechte hoedanigheid zoude zijn, dat het beslaan onover
komelijke bezwaren met zich zoude brengen, wordt hierdoor
voldoende ontzenuwd. Ook bij de troepenpaarden te Salatiga heeft
men volstrekt geen reden tot klagen. Voorzeker zijn de hoeven
der Sandelhouts oneindig sterker en van meerdere vastheid, doch
bij goed beslag behoeft ook bij de Australiërs van veelvuldig
verloren ijzers geen sprake te zijn. Waar dit tot heden wèl
het geval was, ligt de fout ongetwijfeld bij den smid, die het
eerste beslag legde.
Teekenen wij hierbij tevens aan, dat bij afstandsritten ook
voor den Sandelhout een vierkant beslag dringend noodzakelijk
is; zelfs gedurende de training worden de niet beslagen voeten
al zeer spoedig pijnlijk.
Wat bet beslag zelf betreft, zoo geloof ik, dat niet te dikke
stalen ijzers het best zullen zijn; ik zelf gebruikte ze o.a. bij
den afstandsrit in 1900 en ze voldeden daarbij zeer goed. Het
verstandigst is, te trachten het daarheen te leiden, dat onge
veer een week vóór den afstandsrit het beslag wordt vernieuwd;
op deze wijze heeft het paard nog gelegenheid zich zg. in de
ijzers in te loopen.
Ten slotte schijnt het mij niet van belang ontbloot de bij
dezen rit verkregen resultaten te vergelijken met die in Frank
rijk bij de twee laatste groote proeven verkregen, waarvan
de eene over 400, de tweede over 85 K.M. voerde, de laatste
ongeveer overeenkomende met den door ons afgelegden afstand