475 moge de theorie, dat bij aanslagen de opstuitingshoek het dub bele van die van inval bedraagt, niet juist zijn en m.i. terecht vele bestrijders vinden, dan neemt dit toch niet weg, dat, met het grooter worden van den invalshoek, de strook, waarop nuttige aanslagen te verwachten zijn, kleiner zal worden, terwijl het aantal projectielen, dat niet opstuit, doch indringt, grooter zal zijn. Aannemende echter, dat deze opstuitingstheorie juist ware, dan zal, bij een invalshoek van ruim 12° 30', die van opstuiting 25° bedragen. De strook, waarin alsdan nuttige aanslagen te verwachten zijn, zal nog geen 3 Meter groot zijn. Neemt men nu aan dat men met goed geoefende schutters te doen heeft, dat het gemiddeld trefpunt in den voet van het doel ligt en dat in de breed te alle treffers en aanslagen opgevangen worden, dan zou men onder al deze buitengewoon gunstige omstandigheden, waarbij nog die komt, dat men veronderstelt dat alle kogels opstuiten, hoogstens tot een hoeveelheid van 3 aanslagen komen. 6e. Door het ricocheteeren van een groot aantal kogels ver keert men bijna altijd in de meening, dat de bundel, die duidelijk waarneembaar is, vóór en achter het doel valt; dit kan een dwa ling zijn. Men zal toch door de aanslagen steeds schoten vóór en achter het doel waarnemen, tenzij de afstand te groot geschat en de geheele bundel achter het doel zichtbaar is. 7e. De uitkomsten van beide vuursoorten waren buitenge woon gunstig. Onder dezelfde voorwaarden, als hierboven voor de aanslagen vermeld, zouden slechts in een strook van 5.8 M. achter het doel treffers te verwachten zijn. In de gunstigste omstandigheden zou men bij geweervuur op 6 treffers kunnen rekenen. De resultaten van salvo- en langzaam vuur waren ongeveer gelijk. Wel was bij het salvovuur het treffers der aanslagen iets lager (1.5 doch dit is wellicht toe te schrijven aan een 2 tal ongeregelde salvo's bij de infanterie en gebrek aan oefening bij de marechaussee. 8e. Bij de verschillende schijfbeelden viel de kern steeds merk baar naar links, ten gevolge van de vrij sterke zeebries. In de loopgraaf was geen wind gevoeld, aan correctie was niet gedacht. 9e. Blijkbaar gaan bij de schietoefeningen theorie en practijk te weinig hand aan hand.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 489