32 en de recrutenonder wijzer zich toegang weten te verschaffen tot 's mans innerlijk bestaan. Dit moge, oppervlakkig beoordeeld als een soort van idealisme klinken, wij geven de verzekering dat dit idealisme op zuiver reëele gronden berust, en wel verre van onmogelijk, niet al te moeilijk te bereiken zal zijn. Alleen moet alsdan, vooral gedurende den eersten tijd, de recruut anders worden behandeld dan nu. Het drillen moet plaats maken voor onderwijzenhet gelasten voor verzoekenhet dreigen voor vermanenhet beknorren voor terechtwijzenhet beschimpen voor achten. Niets moet worden achterwege gelaten wat kan dienen om den man als mensch vertrouwen in te boezemen in zijn meerdere als mensch, en alle oorzaken, die aanleiding kun nen geven tot wantrouwen te dezen opzichte, moeten worden vermeden of weggenomen. Welwillendheid, de Alpha en Omega van alle opvoeding, is de eerste eisch, die aan den recrutenonderwij- zer moet worden gesteldde tweede is: menschenkennis en tact; de derde en laatste voorwaarde waaraan hij moet voldoen is: liefde voor eigen roeping. Indien men zulke militaire onderwij zers niet genoeg mocht kunnen vinden, dan is ons betoogen van zooeven een schermen in de lucht en staat het ideaal voor het leger te hoog om te grijpen. Maar dan, dit wete men wel, wordt ook dat leger door zich zelf ge- en veroordeeld. Indien daarin het streven naar individueele opvoeding onmogelijk is en de algemeen geldende begrippen omtrent zedelijke volma. king daarin geen plaats kunnen vinden, dan zijn de dagen van het militairisme geteld, maar is ook tevenswat menig een in dezen tijd van vredesconferentie en sociale gelijkstelling nog maar niet begrijpt het einde van alle orde in staat en maatschappij nabij. Gelukkig dat er geen grond bestaat voor een dergelijk pessimisme. Onder het kader zoowel als onder de officieren zijn er zeer velen, die aan de zooeven gestelde eischen kunnen voldoen, alleen, de noodzakelijkheid om deze te doen gelden ziet men nog niet voldoende in. Men is te veel gewoon geraakt aan een drilsysteem, hetwelk, geen ruimte latende voor de ontwikke ling van karaktereigenschappen en moreele krachten, allen kneedt en wringt naar een vooraf vastgesteld, zeer verouderd type. Om hem de orde lief te leeren krijgen, is dus noodig dat het gemoed van den man vatbaar daarvoor wordt. Daarom moet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 48