505 - om de drijvers een gevoel van zekerheid te geven. Ten slotte wordt nog eens goed ingeprent dat de drijvers in één lijn blijven, met zulke afstanden als 't terrein toelaat. Nu marcheert de eerste afdeeling met den jager en den hoofd-shikari af. Het stuk bosch, waar de tijger verondersteld wordt te zijn, wordt omtrok ken, op de zijden van het jachtveld posten uitgezet bij ravijntjes en andere punten waar de tijger zou kunnen doorbreken, en ieder nauwkeurig ingelicht wat hij te doen heeft. In't algemeen is een licht geraas, als van het breken van een tak, soms te versterken door het klappen in de handen of door ge schreeuw al voldoende om het dier te doen teiugkeeien. Stellen we ons nu voor, dat het terrein in den vorm van een driehoek is afgezet, dan worden de drijvers opgesteld bij de basis en de zijposten langs de andere zijden. In den top neemt de jager plaats, in een boom of ander beheerschend punt, waar hij goed overzicht en schootsveld heeft. De andere zijden worden uitgezet door den hoofd-shakari (de jager blijft in zijne stelling), die bij de basis teruggekomen de drijvers verzamelt. Alles is nu gereed. Als een algemeene regel kan aangenomen worden, dat, wanneer een dier wordt opgejaagd in de richting, die hij uit zich zelf zou nemen, de waarschijnlijkheid, dat hij zal trachten uit te breken door de lijn der drijvers of zijposten, tot een minimum wordt teruggebracht. Op dezen grondslag moet de driehoek worden uitgezet en de drijfrichting bepaald in verband met het terrein en de gewoon ten van den tijger. De jacht begint nu met een gelijktijdig lawaai van alle drijvers (2e groep), die aan de basis zijn opgesteld en geleidelijk in de richting van den jager marcheeren. Deze moet nu op zijn hoede zijn. Elk zintuig is gespannen, geen voorzorg is nagelaten, de beslissing is nabij. Vergeet niet de haan te spannen en loop en patronen na te zien, zoodia ge op uw post zijt. Vermijd elk onnoodig geluid of beweging. Het gerammel van een draagring of het flikkeren van de zon op den loop kan de kans doen verkeeren. Om al die kleinigheden, hoe onbeteekenend zij ook schijnen, moet van te voren gedacht zijn. Daar nadert de jacht. Het wild geraas van trommen en bek kens, de woeste kreten der drijvers komen dichter bij. Is het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 521