510
voorwaarden omtrent de storting der overtochtskosten ook die van een
eventueel gezin er onder te doen vallen.
Het niet onmogelijk achtende dat de Minister van Koloniën nog termen
zou vinden om te trachten die terugstorting te verkrijgen gaf de Kamer
den Gouverneur-Generaal in overweging het bovenstaande onder de
aandacht van dien staatsman te brengen.
De regeering bepaalde zich ook nu er toe den inhoud van het schrij
ven der Kamer aan den Minister mede te deelen, terwijl het college
ook in dit geval niet mocht vernemen welk gevolg zijn voorstel overigens
heeft gehad.
Toekenning van daggelden aan het personeel der triangulatie-brigade,
ook voor de dagen ivaarop niet wordt gereisd.
61. Naar aanleiding van de bedenkingen, blijkens het verslag over
1901 door de Algemeene Rekenkamer ingebracht tegen de tot dusver
gehuldigde opvatting van 16 van het militair tarief no. 466, volgens
welke aan het personeel der triangulatie-brigade van den topografischen
dienst, ook voor de dagen waarop niet wordt gereisd, het daarbij be
doelde daggeld wordt toegekend, werd haar bij missive van den lsten
gouvernements-secretaris medegedeeld welke motieven er toe hadden geleid
om van het in 1893 reeds aanhangig gemaakte denkbeeld eener vermin
dering van de inkomsten van genoemd personeel af te zien.
De toenmalige Gouverneur-Generaal achtte het namelijk, gelet op de
reeds bestaande weinige geneigdheid om bij de triangulatie te worden
geplaatst, niet aan twijfel onderhevig dat eene besnoeiing der verdiens
ten er slechts toe zou leiden dat geen officieren zich meer zouden aan
bieden voor eene plaatsing bij genoemden dienst, waarbij zij, na een
zwaar examen te hebben afgelegd, moeilijke en dikwerf in afgelegen
oorden uit te voeren werkzaamheden hebben op zich te nemen, terwijl
het te voorzien was dat de reeds ingedeelden, in de eerste plaats de
gehuwden, dadelijk zouden verzoeken weder bij den troep te worden
teruggeplaatst. Bovendien mocht niet uit uit oog worden verloren dat
eene langdurige plaatsing bij de triangulatie den betrokkene de gelegen
heid ontneemt om geschiktheid te verkrijgen voor hoogere rangen bij
zijn eigenlijk wapen, zoodat ook in dit opzicht het genieten van hoogere
inkomsten, naar het inzien van den toenmaligen Landvoogd, als eene
billijke compensatie kon worden aangemerkt.
Deze overwegingen konden der Algemeene Rekenkamer evenwel niet
terugbrengen van hare in het verslag over 1901 medegedeelde zienswijze
dat de vorm, waaronder aan het triangulatie-personeel eene verhooging
van inkomsten wordt toegekend, niet goed is gekozen.
Naar het haar voorkomt, is het een der eerste eischen van een goed