560
ingezien, dat, niet het aantal en den toestand der troepen
waarover hij beschikte, het beste middel hiertoe was, niet om
zich tusschen de stad en den vijand op te stellen, maar om zich
tegen de Engelsche communicatielijn ten Z. der Modderrivier
te richten.
De Engelsche troepen toch waren voor hun verpleging uitslui
tend op hun trein aangewezen.
Sedert den 9en Febr. was Cronjé meester van de waadbare
plaats bij Koedoesberg, zoodat hij in één nacht langs dezen weg
het terrein tusschen de Riet- en Oranjerivier had kunnen bereiken.
Zich over de spoorbaan (die hij had kunnen vernielen) naar Gras-
pan of Belmont bewegende, had hij over Ramdam Roberts in
flank en rug kunnen verontrusten.
Deze beweging had wel is waar vereischt, dat hij een groot
gedeelte van zijn trein achterliet, doch hij kon gemakkelijk zor
gen, dat deze buiten bereik van den vijand bleef. Het geheele
terrein ten W. van de spoorbaan toch was vrij, zoodat zondei
bezwaar, Kimberley W. waarts omtrekkende, de terugtochts
wegen bereikt konden worden, waarlangs de Boeren van Kim
berley hun zwaar geschut terugtrokken. En zelfs tusschen de
spoorbaan en de Modderrivier had men een weg gevonden, mits
tijd en richting goed gekozen werdenOm de lijn Kimberley—
Klipdrift te bereiken waren slechts enkele uren van den nacht
noodig geweest, waarna men aan de doode paarden langs French's
marschweg gezien zou hebben, dat er van hem den volgenden
dag niet veel te vreezen was. Er stonden Cronjé dus verschei
dene wegen open, maar het was zijn idéé fixe zich tusschen de
Engelschen en Bloemfontein op te stellen en wel langs den
kortsten weg.
Een rechte lijn van Magersfontein naar Bloemfontein snijdt
de Modderrivier in de nabijheid van Paardeberg; langs die lijn
wilde Cronjé teruggaan. Niet alleen naderde hij daardoor den
vijand op zeer korten afstand 7 K.M.), maar over een lengte
van 40 K.M. was hij bovendien blootgesteld aan flankaan-
vallen over de vele driften. Ook bevond er zich op dien weg
geen enkele goede stelling, niets dan een zandvlakte, waarin de
zware voertuigen tot de assen wegzonken, waar men slechts
langzaam vooruitkwam onder een brandende zon en waar het