- 593
zoowel een cavalerieaanval als een aanval met het blanke wa
pen, van zich ten doode gewijden, maken indruk. Deze aan
vallen komen in Atjeh thans niet meer voor, omdat een Atjeher
even slim is als ieder ander mensch en er geen voordeel meer
in ziet Allah's rijk te betreden zonder de goed bewapende com-
peunie eenig nadeel te hebben toegebracht.
Geheel iets anders is het met den aanval van zeer nabij en
deze juist kwam in 1902 veelvuldig voor, wekte ons meermalen
uit den dommel, terwijl het gebeurde in Seunagèn in Januari 1904
ons doet zien, dat de pacificatie nog niet volbracht is.
De Atjeher, lenig als 'n kat, meester in het terrein en han
dig met zijn blank wapen, past er wel voor op zich van te voren
te laten zien en zit bijna altijd vóór dat men het weet in de
flank der colonne en dus midden in den troep. Meestal hebben onze
mannen geen tijd om front te maken, den haanpal om te draaien
en af te trekken. Natuurlijk moet men dan alles met de bajo
net doen, want schieten te midden van zoo'n strijdende bende
is gevaarlijk voor vriend en vijand.
Het schieten komt gewoonlijk later, wanneer gapingen ont
staan en de vijand met zijn buit gaat vluchten.
Men is met de bajonet zoogoed als weerloos, want in zoo'n
geval staat iemand niet tegenover één man, maar drie, vier a
zes man springen op één persoon af en natuurlijk leggen de
meesten het tegenover zoo'n overmacht af. Het zware geweer
wordt dadelijk door een der Atjehers gegrepen en de overigen
bewerken den fuselier.
Onze maréchaussées gaan, over dag, bij zulk een aanval in
zoo sterk mogelijke groepjes den vijand met de klewang te
gemoet, of verdedigen zich ter plaatse, op het commando „atta
queeren" van den brigade- of afdeelingscommaudant, of dikwijls
zonder commando. Bij nacht verdedigen zij zich steeds ter plaatse.
Zij spits, achterhoede of andere gedeelten—die persoonlijk
niet aangevallen worden, snellen hunne kameraden met de kle
wang te hulp, schieten op nog aanrennende Atjehers, als er
geen gevaar voor hunne makkers bestaat, en zetten de met buit
vluchtenden achterna.
Van angst of schrik is na het eerste oogenblik geen sprake meer.
Men hakt, trapt, slaat en schiet neer al wat vijand is, zonder
Dl. I 1904. 40