596
Schrijver bedenke, dat in onzen modernen tijd vele ongeloo-
vigen worden gevonden, die maar niet alles zoo voetstoots aan
nemen.
Ten slotte nog een enkel woord over de vervolging van
vluchtende benden of gedeelten daarvan.
„De vervolgende nevengroepen rukken dan op in de richting
der schoten."
In 't algemeen moet zoo gehandeld worden. Men zij echter
voorzichtig, daar de Atjeher in tactische ervaring niet onder
doet voor Europeesche troepen, en wenschelijk zou het daarom
zijn aan dien regel toe te voegen: „als de commandant het
nuttig oordeelt."
Want hoe gaat 't bij zoo'n achtervolgde bende? Een gedeelte
laat zich weder zien, opent het vuur, laat op zich schieten en
vlucht weder. Indien alle nevengroepen op dat gedeelte afgaan,
heeft de vijand zijn doel bereikt, daar de vermoeide hoofdbende
waarbij de voornaamste hoofden, waarom het te doen is
daardoor gelegenheid heeft in eene andere richting kalm te
ontsnappen, en de compeunie is voor de zooveelste maal om
den tuin geleid.
C. O. No. 136.
„Wanneer de dwangarbeiders behoorlijk in ploegen zijn inge
beeld, elke ploeg onder een mandoer, en de mandoers persoonlijk
„verantwoordelijk worden gesteld voor de uitrusting van hunne
„ondergeschikten, en wanneer daarenboven door of namens den
„Col. Ct. dagelijks de uitrusting der dwangarbeiders enz."
De gecursifeerde woorden trekken als altijd de aandacht; ik heb
ze zoodanig aangegeven, omdat de order het niet doet.
Die mandoers zijn „richards" en kunnen terugbetalen, terwijl
die dagelijksche controle op ondervinding wijst. Bv.:
„Afmarschöuurv.m. Aankomst in het bivouak 6 uur n.m. Stort
regens." Ergo, dagelijksche controle. Commentaar overbodig.
Maar ik roep: „Waar blijft de trein?"
AtjehJanuari 1904. Felix.